ECLI:NL:RBDHA:2024:20720
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op een asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 26 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 19 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 16 oktober 2022 de asielaanvraag van eiser afgewezen, wat heeft geleid tot deze procedure. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank constateert dat de staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. Daarnaast sluit de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND uit dat er bestuurlijke dwangsommen kunnen worden opgelegd in deze context. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht.
Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft echter wel besloten om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert op 6 december 2024, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.