ECLI:NL:RBDHA:2024:20719
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 17 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 1 september 2021 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag op 29 juni 2022 is ingewilligd, waardoor het beroep in zoverre geen procesbelang meer heeft. Eiser heeft echter het beroep gehandhaafd met betrekking tot de vraag of verweerder bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, welke wet uitsluit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Dit betekent dat verweerder geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren aan eiser. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierecht. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang bij zijn beroep, wat leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft daarnaast overwogen dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk is, eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag wel recht heeft op vergoeding van de proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.