ECLI:NL:RBDHA:2024:20718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL22.4568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsommen

In deze zaak heeft eiseres op 17 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, die op 30 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 juni 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiseres heeft echter besloten het beroep te handhaven, met de vraag of er bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd door de staatssecretaris. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiseres geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast sluit de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND uit dat er bestuurlijke dwangsommen kunnen worden verbeurd op besluiten van asielaanvragen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht. Hierdoor kan eiseres met haar beroep niet bereiken wat zij wil, en ontbreekt het procesbelang.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Desondanks heeft eiseres het recht om beroep in te stellen vanwege het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De rechtbank heeft daarom de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan op 6 december 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4568

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Eiseres heeft op 17 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag 30 september 2021.
Bij besluit van 29 juni 2022 heeft verweerder eisers asielaanvraag ingewilligd.
Desgevraagd heeft eiseres meegedeeld het beroep te handhaven met het oog op de vraag of verweerder bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers asielaanvraag, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiseres gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bij uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, geoordeeld dat de Tijdelijke wet in zoverre niet in strijd is met het Unierecht. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiseres met het beroep niet bereiken wat zij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt. Een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 april 2022 slaagt dan ook niet. [1]
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Omdat eiseres vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ter hoogte van € 437,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.