Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Conclusie en gevolgen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister, dat op 30 april 2024 was genomen, waarin het bezwaar van de eiser tegen de kennisgeving van gewijzigde identiteitsgegevens kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser heeft op 29 mei 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 9 september 2024 heeft de minister het eerdere besluit vervangen en opnieuw het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht buiten zitting uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft ambtshalve de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep, aangezien de minister op 17 oktober 2024 heeft meegedeeld dat eiser per 1 oktober 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser gevraagd naar de verblijfplaats van eiser en het contact dat zij met hem heeft gehad. De gemachtigde heeft op 31 oktober 2024 geantwoord dat zij niet weet waar eiser momenteel verblijft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling die bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren, ervan wordt uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming. Aangezien er geen bewijs is van contact tussen eiser en zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat er geen procesbelang meer is. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend aan eiser.