ECLI:NL:RBDHA:2024:20716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL24.31415
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 9 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 12 juli 2024, waarin zijn asielaanvraag als ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft echter ambtshalve de vraag opgeworpen of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep, aangezien hij per 16 augustus 2024 met onbekende bestemming was vertrokken en niet had aangegeven waar hij zich bevond.

De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op 10 september 2024 gevraagd naar de verblijfplaats van eiser en het contact dat hij met hem had gehad. Ondanks herhaalde verzoeken om informatie, heeft de gemachtigde van eiser op 7 november 2024 laten weten dat hij deze informatie niet kon verstrekken vanwege zijn beroepsgeheim. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder informatie te verstrekken aan de autoriteiten, ervan wordt uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Aangezien de gemachtigde van eiser geen informatie heeft verstrekt over het contact met eiser, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31415

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 12 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft op 9 augustus 2024 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, van de Algemene wet bestuursrecht buiten zitting uitspraak.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep, omdat verweerder bij brief van 27 augustus 2024 heeft meegedeeld dat eiser per 16 augustus 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Daarnaast is niet gebleken dat hij zich inmiddels weer heeft gemeld bij de IND, COA, AVIM of DT&V. Verweerder heeft daarbij een schermafbeelding overgelegd uit zijn interne systeem.
2. Naar aanleiding van dit bericht heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser op 10 september 2024 gevraagd of hij weet waar eiser verblijft, wanneer hij voor het laatst contact heeft gehad met eiser en op welke wijze dit is gebeurd. Omdat de rechtbank de verzochte inlichtingen niet binnen de daartoe gestelde termijn van twee weken heeft ontvangen, heeft zij de gemachtigde van eiser op 8 oktober 2024 en 23 oktober 2024 nogmaals verzocht om de gevraagde informatie te verstrekken. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 7 november 2024 laten weten dat hij de door de rechtbank verzochte inlichtingen niet kan delen, omdat deze onder zijn beroepsgeheim vallen.
3. Uit vaste rechtspraak volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, ervan wordt uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Echter, zolang de gemachtigde contact heeft met de vreemdeling, mag ervan worden uitgegaan dat de vreemdeling belang heeft bij zijn procedure om een verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen. Meer concreet heeft een vreemdeling belang bij zijn beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde van na de MOB-melding blijkt dat er nog contact wordt onderhouden met de vreemdeling over de procedure. Als de gemachtigde van een vreemdeling binnen een daartoe gestelde redelijke termijn de door de bestuursrechter voor de beoordeling van het procesbelang gevraagde informatie niet verstrekt, mag de bestuursrechter ervan uitgaan dat die vreemdeling geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep. [1]
4. De rechtbank stelt vast dat zij de gemachtigde van eiser drie keer in de gelegenheid heeft gesteld om mee te delen wanneer hij voor het laatst contact heeft gehad met eiser en op welke wijze dit contact heeft plaatsgevonden. De gemachtigde van eiser heeft vervolgens meegedeeld dat hij de door de rechtbank verzochte inlichtingen niet kan verschaffen, omdat deze onder zijn beroepsgeheim vallen. Uit ro 2.8 van de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling volgt dat de rechtbank aan de gemachtigde van de vreemdeling binnen een daartoe gestelde redelijke termijn de voor de beoordeling van het procesbelang benodigde informatie zoals de aard of frequentie van hun contact mag opvragen. Dit betekent in deze zaak dat de gemachtigde aan de rechtbank informatie dient te verstrekken of hij contact heeft met eiser. Dit is informatie die van belang is voor het beoordelen van het procesbelang. Nu de gemachtigde van eiser de voor de beoordeling van het procesbelang gevraagde informatie niet heeft verstrekt, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep. Er is dan ook geen sprake van procesbelang.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 9 december 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.