ECLI:NL:RBDHA:2024:20713
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 16 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 7 juli 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 11 mei 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft echter besloten het beroep te handhaven, met de vraag of er bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd door de staatssecretaris. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast sluit de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND uit dat er bestuurlijke dwangsommen kunnen worden verbeurd op besluiten van asielaanvragen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht. Hierdoor kan eiser met zijn beroep niet bereiken wat hij wil, en ontbreekt het procesbelang.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Desondanks heeft eiser het recht om beroep in te stellen vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft daarom de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan op 6 december 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.