ECLI:NL:RBDHA:2024:20687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
NL24.35418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een alleenstaande minderjarige vreemdeling, heeft op 8 februari 2022 een asielaanvraag ingediend, die door de Minister van Asiel en Migratie op 10 september 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De minister heeft vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig zijn, onderbouwd door het ontbreken van originele identificerende documenten en het gebruik van vervalste documenten. Eiser heeft een doopakte overgelegd die door Bureau Documenten als mogelijk vervalst is beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond is, omdat eiser onvoldoende heeft bijgedragen aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank wijst erop dat eiser niet de juiste informatie heeft verstrekt aan de autoriteiten en dat zijn verklaringen inconsistent zijn. De rechtbank bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde terugkeerbesluit, waarbij wordt opgemerkt dat er geen risico van refoulement is vastgesteld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en de uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35418

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 8 februari 2022 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 10 september 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft in dit besluit ook bepaald dat eiser geen verblijfsvergunning regulier krijgt op grond van het buitenschuldbeleid voor AMV. [1] De minister heeft daarnaast een terugkeerbesluit opgelegd en heeft een inreisverbod van twee jaren aan eiser opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en daarbij verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL24.35419.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was er een tolk aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in Soedan problemen ondervindt door zijn geloofsovertuiging. Eiser stelt dat zijn ouders de Eritrese nationaliteit hebben en dat hij daarom de Eritrese nationaliteit heeft. Zijn ouders zijn al voor zijn geboorte naar Soedan gevlucht. Eiser is christelijk en men wilde hem in Soedan dwingen zich te bekeren. Eiser is hierom door anderen mishandeld en in zijn hand gestoken. Daarnaast heeft eiser in Soedan problemen gehad vanwege zijn nationaliteit. Hij werd constant lastiggevallen en is vanwege zijn nationaliteit twee keer opgepakt en in de gevangenis terechtgekomen voor de duur van enkele dagen. Eiser wil niet naar Eritrea omdat hij vreest dat hij in militaire dienst moet. Eiser kan ook niet naar Eritrea omdat zijn vader een tegenstander van het heersende regime in Eritrea is.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister het volgende asielmotief:
- identiteit, nationaliteit en herkomst.
De minister vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig.
5.1.
Eiser heeft volgens de minister een vervalste doopakte van de Orthodoxe Tewahdo Kerk in Kassala overgelegd. De minister stelt daarnaast dat eiser verder geen identificerende documenten heeft aangeleverd. Uit de kopie van de identiteitskaart van zijn vader en moeder en de kopie van de huwelijksakte van zijn ouders, kan volgens de minister niets geconcludeerd worden over de achternaam of de nationaliteit van de gestelde ouders, omdat deze kopieën niet op echtheid te controleren zijn. Voor de kopieën van de vluchtelingenkaarten van de ouders geldt ook dat zij niet op echtheid te controleren zijn. Daarbij staat de identiteit en nationaliteit van eiser niet vast zodat een familieband met de gestelde ouders niet kan worden vastgesteld. Doordat eiser onjuiste informatie heeft verstrekt en geen originele identificerende documenten heeft overgelegd, dragen de aangeleverde documenten niet bij aan de geloofwaardigheid van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser.
Daarnaast heeft eiser volgens de minister drie aliassen gebruikt. Dat eiser de ene keer zijn voornaam en de andere keer zijn roepnaam heeft gemeld aan de autoriteiten, is voor zijn rekening en risico. Nu de identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig zijn volgens de minister is het asielrelaas niet op geloofwaardigheid getoetst.
5.2.
De minister neemt het standpunt in dat de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c en h van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). [2] Dit omdat eiser een vals document heeft aangeleverd en verschillende gegevens in Italië en Nederland heeft opgegeven. Daarmee heeft eiser de autoriteiten in twee instanties misleid. Verder is eiser Nederland onrechtmatig binnengekomen en heeft eiser zich niet zo snel mogelijk gemeld bij een ambtenaar belast met grensbewaking of toezicht op vreemdelingen en kenbaar gemaakt dat hij asiel wil aanvragen.
5.3.
De minister neemt daarnaast het standpunt in dat eiser geen verblijfsvergunning regulier krijgt op grond van het buitenschuldbeleid voor AMV’ers omdat zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn. Subsidiair stelt de minister dat blijkt dat eiser beschikte over adequate opvang in Soedan gedurende zijn minderjarigheid.
5.4.
De minister heeft een terugkeerbesluit opgelegd omdat in Soedan geen sprake is van systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3.2.1 van de Vc. [3] Ook zijn er geen risicoprofielen in de zin van paragraaf C2/2.4 van de Vc. De ouders van eiser wonen in Kassala en daar is geen sprake van een hoge mate van willekeurig geweld. Dat dit voor eiser anders is, is niet aannemelijk.
Oordeel
6. Met betrekking tot de ongeloofwaardig bevonden identiteit, nationaliteit en herkomst overweegt de rechtbank als volgt.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht het standpunt inneemt dat uit de documenten niet geloofwaardig blijkt van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. Eiser heeft onder meer een doopakte van de Orthodoxe Tewahdo Kerk in Kassala overgelegd. Deze doopakte is onderzocht door Bureau Documenten. De conclusie van dit onderzoek is dat diverse variabele gegevens (gedeeltelijk) zijn overschreven met zwarte pen en dat de opmaak en de afgifte afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Volgens Bureau Documenten is het daarom zeer wel mogelijk dat de doopakte niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. De minister neemt gelet op het onderzoek van Bureau Documenten terecht het standpunt in dat de doopakte niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de identiteit van eiser. Dat eiser stelt dat hij van een eventuele valsheid niet op de hoogte was en daarmee niet verwijtbaar heeft gehandeld, doet aan dit oordeel niet af.
6.2.
De andere documenten die eiser heeft aangeleverd betreffen volgens eiser kopieën van vluchtelingenkaarten van zijn ouders, kopieën van Eritrese identiteitskaarten van zijn ouders en hun huwelijksakte. Zij bevatten geen informatie over de identiteit van eiser zelf. Deze documenten konden daarbij niet op echtheid gecontroleerd worden omdat dit kopieën zijn. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht het standpunt inneemt dat om die reden deze documenten niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser.
6.3.
Daarnaast heeft eiser nog een nationaliteitsverklaring van de Eritrese ambassade aangeleverd. Deze nationaliteitsverklaring is door Bureau Documenten weliswaar echt bevonden, maar de identiteit die daarin is opgenomen, is gebaseerd op de kopieën van de identiteitskaarten van de ouders die eiser heeft aangeleverd. Nu deze Eritrese identiteitskaarten van de ouders niet op echtheid kunnen worden gecontroleerd en hieruit niet blijkt van een familieband met eiser, stelt de minister terecht dat deze nationaliteitsverklaring niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser.
6.4.
De rechtbank overweegt dat eiser slechts één document, de doopakte, heeft aangeleverd waaruit zou blijken van de identiteit van eiser zelf. Het standpunt van de minister over dit document is beoordeeld onder 6.1. Het andere document waaruit blijkt van de identiteit van eiser dat hij volgens eigen zeggen in zijn bezit heeft gehad, zijn mobiliteitspas, is hij tijdens de reis kwijtgeraakt. Een vervangend of ander document waaruit blijkt van de identiteit van eiser zelf, heeft eiser niet aangeleverd. De minister overweegt terecht dat eiser en zijn ouders in Soedan niet in een vluchtelingenkamp verbleven en deelnamen aan het maatschappelijk verkeer en dat daarmee niet valt in te zien dat eiser geen enkel persoonlijk identificerend document kan laten zien, zeker niet nu hij al meer dan twee jaar in Nederland verblijft, wist dat hij zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk diende te maken en in contact staat met zijn ouders.
6.5.
Met betrekking tot de gegevens die bij de binnenkomst van eiser in Italië zijn geregistreerd overweegt de rechtbank het volgende. Eiser erkent dat hij de gegevens die geregistreerd zijn in Italië zelf heeft doorgegeven. Hij benoemt daarbij dat hij door de moeilijke omstandigheden gedurende de reis in de war was en dat hij daardoor een verkeerde geboortedatum heeft doorgegeven. [4] Dat zijn voornaam verschillend is geregistreerd, komt omdat hij in plaats van zijn voornaam, zijn roepnaam heeft opgegeven. Dat de verschillen tussen de in Nederland geregistreerde gegevens en de gegevens die in Italië zijn geregistreerd zijn ontstaan door een fout van de Italiaanse autoriteiten is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk en voor de conclusie dat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, bestaat geen aanleiding.
6.6.
Vaststaat dat eiser niet telkens zijn juiste naam en geboortedatum heeft opgegeven bij de autoriteiten. De minister neemt terecht het standpunt in dat op basis van de daardoor verschillend geregistreerde identiteitsgegevens, niet geloofwaardig de identiteit van eiser kan worden vastgesteld. De verklaring die eiser geeft, namelijk dat hij in de war was van de reis, doet niet af aan het standpunt van de minister. De rechtbank overweegt dat daarbij van belang is dat het niet om een enkel gegeven gaat dat anders is geregistreerd. Het betreft meerdere gegevens die op verschillende momenten anders zijn opgegeven door eiser. De minister heeft verder deugdelijk gemotiveerd waarom hetgeen eiser naar voren heeft gebracht er niet toe heeft geleid dat de gestelde identiteit in onderhavige procedure aannemelijk is geacht.
6.7.
Met betrekking tot de afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond overweegt de rechtbank als volgt. De minister heeft terecht artikel 30b, eerste lid onder h, van de Vw aan eiser tegengeworpen en beslist dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. De minister heeft terecht overwogen dat de verklaring van eiser dat hij in zijn eerste week in Nederland niet de juiste plek kon vinden om zich te melden bij de aangewezen autoriteiten, geen gegronde reden is waarom hij zich niet gemeld heeft. De vraag of eiser de autoriteiten heeft misleid is daarmee niet meer van belang en kan daarom in het midden blijven.
6.8.
De minister neemt terecht het standpunt in dat voldoende is onderzocht of adequate opvang beschikbaar was voor eiser gedurende zijn minderjarigheid. Eiser heeft onder meer bij zijn aanvullend nader gehoor verklaard dat zijn ouders nog op hetzelfde adres in Kassala wonen. [5] Eiser heeft tevens verklaard dat hij telefonisch contact met zijn ouders had en van dit contact blijkt ook doordat zij de door hem aangeleverde documenten naar hem hebben gestuurd. Op grond hiervan heeft de minister kunnen concluderen dat voldoende adequate opvang voor eiser beschikbaar was.
6.9.
Eiser voert aan dat de minister geen terugkeerbesluit had mogen nemen voor Soedan zonder het risico van refoulement te beoordelen. Eiser verwijst daartoe ook naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 14 augustus 2024. [6] In die uitspraak wordt door de rechtbank nader invulling gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2024 [7] , waarin de Afdeling heeft bepaald dat in alle gevallen in een terugkeerbesluit een land van terugkeer door de minister genoemd moet worden, ook als de minister de nationaliteit en herkomst van de vreemdeling niet aannemelijk heeft geacht. De minister hoeft volgens de Afdeling geen onderzoek naar het risico van refoulement te doen als de nationaliteit en herkomst niet aannemelijk zijn en als de vreemdeling onvoldoende medewerking heeft verleend aan het vaststellen van zijn nationaliteit en herkomst. In dat geval kan het risico van refoulement beoordeeld worden in de terugkeerprocedure in het licht van concrete uitzettingshandelingen. Volgens eiser heeft hij voldoende medewerking verleend aan het vaststellen van nationaliteit en herkomst en had er daarom nader onderzoek gedaan moeten worden naar het risico van refoulement door de minister.
6.10.
Ondanks dat door eiser is verklaard en eiser documenten heeft aangeleverd om zijn nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken, is op grond hiervan de nationaliteit en herkomst van eiser niet aannemelijk geacht door de minister. Op grond van hetgeen onder 6.1. tot en met 6.6. in deze uitspraak is overwogen, heeft de minister het standpunt kunnen innemen dat eiser onvoldoende medewerking heeft verleend aan het vaststellen van de nationaliteit en herkomst. Dit is anders in de uitspraak van zittingsplaats Middelburg waar eiser naar verwijst. De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat voor het opleggen van een terugkeerbesluit een nader onderzoek naar het risico op refoulement niet vereist was en dat een dergelijk onderzoek bij een terugkeerprocedure aan de orde kan komen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Eckert, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Alleenstaande minderjarige vreemdeling
2.Vreemdelingenwet 2000
3.Vreemdelingencirculaire 2000
4.Zienswijze, 11 april 2023, pagina 2 onder 10
5.Verslag aanvullend nader gehoor, p. 10