ECLI:NL:RBDHA:2024:20685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
09-256672-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van diefstal onder bedreiging met een mes en bedreiging van drie slachtoffers door een minderjarige

In deze strafzaak tegen een 14-jarige verdachte, die op 2 oktober 2023 in Nieuwerkerk aan den IJssel drie jongens heeft beroofd onder bedreiging met een mes, heeft de rechtbank op 21 november 2024 uitspraak gedaan. De verdachte heeft de jongens gedwongen om op hun knieën te zitten en hen bedreigd met geweld, waarbij hij hen ook heeft gefilmd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eendaadse samenloop van diefstal en bedreiging, en heeft hem deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ADHD en autismespectrumstoornis, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd voor zijn behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-256672-23
Datum uitspraak: 21 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte] (hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 7 november 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R. Knobbout en de raadsman van de verdachte is mr. M. Bouman te Delft. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, op
of aan de openbare weg, een bal en/of één of meerdere telefoons, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2]
en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, door,
- een mes in de richting van aangevers te houden,
- aangevers op de knieën te laten zitten,
- met een mes op het hoofd van aangevers te tikken,
- aangevers dreigend toe te spreken,
- aangevers de schoenen te laten kussen, en/of
- een bal lek te steken;
2
hij op of omstreeks 2 oktober 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas,
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door,
- een mes in de richting van aangevers te houden,
- aangevers op de knieën te laten zitten,
- met een mes op het hoofd van aangevers te tikken,
- aangevers dreigend toe te spreken,
- aangevers de schoenen te laten kussen, en/of
- een bal lek te steken;
3
hij, op of omstreeks 1 oktober 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas
een telefoon en/of geld en/of pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [naam 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 22 juni 2024 te Rotterdam, terwijl hij de leeftijd van achttien
jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens
en munitie, te weten een keuken-/vleesmes, voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde en zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 4 bewezen kunnen worden verklaard, waarbij ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman bovendien partiële vrijspraak bepleit, namelijk van de handelingen: het de schoenen laten kussen en een bal lek steken.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen voor de feiten 1, 2 en 4
De rechtbank zal voor de feiten 1, 2 en 4 met een opgave van bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit van deze feiten, uitgezonderd voor twee ten laste gelegde feitelijke gedragingen, elementen in de tenlastelegging, op welk verweer hierna nader zal worden ingegaan.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH7R023058 67Seine23, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Alphen aan den Rijn-Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 149).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
ten aanzien van feiten 1, 2 en 4
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 november 2024;
ten aanzien van de feiten 1 en 2
2. het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 2 oktober 2023 (p. 10-14);
3. het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 2 oktober 2023 (p. 15-17);
4. het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 2 oktober 2023 (p. 18-19);
ten aanzien van feit 4
5. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 juni 2024, in het dossier met nummer PL1700-2024206304, van de politie eenheid Rotterdam, team regionaal service centrum (p. 16);
6. het proces-verbaal omschrijving mes, opgemaakt op 4 september 2024, genummerd 2024205321-14.
3.4
Bewijsoverweging ten aanzien van feiten 1 en 2, partiële vrijspraak
De raadsman heeft gedeeltelijke vrijspraak bepleit voor twee feitelijke handelingen die zijn ten laste gelegd, namelijk het laten kussen van de schoen van de verdachte en het lek steken van de bal. De raadsman heeft aangevoerd dat deze handelingen niet kunnen worden aangemerkt als geweld (of bedreiging met geweld) tegen personen zoals de wet eist voor een bewezenverklaring.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De verdachte heeft bekend dat hij op 2 oktober 2023 de drie aangevers heeft bedreigd en beroofd. Hij heeft hen onder bedreiging met een mes mee laten lopen naar een steegje en hen daar bevolen om voor hem op hun knieën te gaan zitten. Hij heeft met het mes op hun hoofd getikt en intussen dreigende taal naar hen geuit. De jongens waren kleiner dan hij. Toen hij de bal in handen kreeg die een van de jongens bij zich had, heeft hij die meteen met het mes lek gestoken en weggeschopt, terwijl de drie jongens op hun knieën voor hem zaten. Verdachte filmde intussen hoe hij de jongens uitschold, bedreigde, beroofde en vernederde. Hij heeft de jongens gedwongen om een aantal keer zijn schoen te kussen.
De rechtbank is van oordeel dat het lek steken van de bal gegeven deze feiten en omstandigheden heeft bijgedragen aan het geweld en de dreiging met geweld zoals de slachtoffers die hebben ondervonden bij feit 1. Het geweld van verdachte tegen de bal droeg in de gegeven omstandigheden bij aan een sfeer waarin de dreiging met geweld in de lucht hing. Dit maakte het voor de verdachte gemakkelijk de telefoon in handen te krijgen en mogelijk om die te houden. De rechtbank acht deze handeling dan ook bij feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Het lek steken van de bal is naar het oordeel van de rechtbank geen handeling die bijdraagt aan de voor feit 2 relevante bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling, zodat voor deze handeling in feit 2 wel vrijspraak volgt.
Ten aanzien van het laten kussen van de schoen van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat dit een handeling is die heeft bijgedragen aan het ontstaan van een sfeer van vernedering, maar niet aan geweld of bedreiging daarmee, zodat de rechtbank tot een partiële vrijspraak komt voor deze handeling bij zowel feit 1 als feit 2.
3.5
Kwalificatie van feit 1
Gezien de toedracht van feit 1 zoals hiervoor omschreven, dient de vraag zich aan of de verdachte de bal en de telefoon in zijn bezit kreeg door ze weg te nemen of doordat ze aan hem werden afgegeven. Voor het strafbaar dwingen tot afgifte van goederen bestaat een aparte delictsomschrijving in artikel 317 Sr.
De vraag of bepaalde gedragingen “wegnemen” opleveren in het verband van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), of “afgifte” in de zin van artikel 317 Sr is niet altijd ondubbelzinnig te beantwoorden. Zo kan het gedogen van wegnemen zowel “wegnemen” als “afgifte” opleveren (vgl. HR 2 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5232). Er is geen scherpe grens tussen deze begrippen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de toedracht en de omstandigheden van het feit zoals die hiervoor geschetst zijn, naar voren komt dat de slachtoffers toelieten - of gedoogden - dat de verdachte zich de goederen toeëigende. De rechtbank stelt dan ook vast dat het geheel van gedragingen van de verdachte in deze context kan worden aangemerkt als “wegnemen” zoals bedoeld in artikel 312 Sr.
3.6
Eendaadse samenloop
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
3.7
Gebruikte bewijsmiddelen voor feit 3
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH7R023058 67Seine23, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Alphen aan den Rijn-Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 149).
7. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 5] , namens [naam 4] , opgemaakt op 4 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 127 t/m 131):
Plaats delict Nieuwerkerk Ad IJssel, gemeente Zuidplas.
Ik wens aangifte te doen diefstal van geld waarvan mijn zoon [naam 4] slachtoffer is geworden. Ook de telefoon van [naam 4] was weggenomen. Deze is later weer teruggegeven.
Op 1 oktober 2023 kwam mijn zoon thuis en vertelde mij wat er was gebeurd. [naam 4] stond op vrienden te wachten. Hij zag een jongen aan komen fietsen. De jongen kwam op [naam 4] af. De jongen vroeg aan [naam 4] zijn telefoon. Er zat een briefje van 10 euro in het hoesje. De jongen heeft de telefoon aangepakt en haalde de pasjes die erin zaten uit het hoesje en heeft de telefoon en de 10 euro meegenomen.
8. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 november 2024, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik eerder heb verklaard dat ik een jongen moest beroven. Ik heb dat wel gedaan en zijn telefoon wel gehad. Nadat het gebeurd was, had ik het filmpje ervan gepost en te horen gekregen dat ik de verkeerde jongen had beroofd. Toen ben ik met de telefoon weer die kant op gefietst en heb ik de telefoon teruggegeven.
3.8
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, stellend dat de verdachte de telefoon vrijwel direct aan het slachtoffer heeft teruggegeven zodat van toe-eigening geen sprake is. Voor het wegnemen van geld en pasjes bevat het dossier alleen de verklaring van de moeder van de aangever, geen steunbewijs.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij met de telefoon is weggefietst. Hij heeft zich daarmee – zij het voor beperkte tijd – als heer en meester over de telefoon gedragen. Daarmee is de diefstal een voltooid feit en acht de rechtbank feit 4 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het geld en de pasjes overweegt de rechtbank dat in de aangifte wordt gesteld dat de verdachte de pasjes uit het hoesje van de telefoon heeft genomen en de telefoon en de 10 euro heeft meegenomen. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid van de aangifte te twijfelen en is gelet daarop voldoende overtuigd dat de verdachte ook het geld uit het telefoonhoesje heeft weggenomen.
3.9
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 2 oktober 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, op
de openbare weg, een bal en één telefoon, die aan [naam 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
diewederrechtelijk toe te eigenen
,welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, door,
- een mes in de richting van aangevers te houden,
- aangevers op de knieën te laten zitten,
- met een mes op het hoofd van aangeve
rs te tikken,
- aangevers dreigend toe te spreken,
- een bal lek te steken;
2
hij op 2 oktober 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas,
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door,
- een mes in de richting van aangevers te houden,
- aangevers op de knieën te laten zitten,
- met een mes op het hoofd van aangeve
rs te tikken,
- aangevers dreigend toe te spreken,
3
hij op 1 oktober 2023 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas
,een telefoon en geld, die geheel of ten dele aan [naam 4]
toebehoordenheeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 22 juni 2024 te Rotterdam, terwijl hij de leeftijd van achttien
jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens
en munitie, te weten een keuken-/vleesmes, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan een gedeelte van 43 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd en toegelicht, met daarbij ook een contactverbod met aangevers en een locatieverbod voor Nieuwerkerk aan den IJssel.
De officier van justitie heeft daarbij gevorderd te bepalen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, gevorderd. De officier van justitie heeft bij deze eis rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt bij de strafbepaling rekening te houden met het feit dat de verdachte tot de feiten is gekomen onder druk van een jongen uit een drillrapgroep tegen wie de verdachte zichzelf en zijn familie wilde beschermen. Hij probeerde daarom juist het stoere beeld te scheppen dat de politie van hem heeft beschreven na het onderzoek van zijn telefoon. Dat beeld moet echter niet teveel gewicht krijgen. De verdachte voelde zich juist bedreigd, maar dat kon hij in die groep niet laten merken. Het feit dat bij de verdachte thuis een ruit bis ingegooid, ondersteunt zijn verklaring dat hij onder druk werd gezet. Verder heeft de verdachte lang in voorlopige hechtenis doorgebracht.
De raadsman vraagt ook rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die deels verklaren hoe hij tot de feiten is gekomen. De hoop is dat hij school nog kan oppakken en aan zichzelf kan gaan werken, zoals hij bij de Waag doet. Die behandeling bij de Waag is het belangrijkste ter voorkoming van recidive. Een te grote werkstraf moet de behandeling niet doorkruisen. In plaats daarvan zou een groter voorwaardelijk strafdeel kunnen worden opgelegd.
De raadsman heeft verder bepleit dat een vorm van mediation plaats kan vinden. De verdachte heeft veel spijt en zou graag duidelijk maken dat de slachtoffers niets meer van hem te vrezen hebben. Voor de wens een contact- en locatieverbod op te leggen, bestaat echter ook begrip aan de kant van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapporten en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft drie jongens ernstig bedreigd met een mes en beroofd. Een dag eerder heeft hij ook een jongen beroofd. De verdachte heeft alle slachtoffers op een vernederende manier gedwongen om zich onderdanig naar hem te gedragen door hen niet alleen op hun knieën te laten zitten maar ook een aantal keer zijn schoen te laten kussen en het hele gebeuren daarbij ook te filmen. De slachtoffers zijn later met de nare gebeurtenissen geconfronteerd doordat de filmpjes zijn gedeeld met leeftijdgenoten. De verdachte heeft zich bij het plegen van de feiten kennelijk geen moment bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en om wat hij bij hen aanrichtte. Het is bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten vaak nog lang de nadelige psychische gevolgen daarvan met zich meedragen. Dat de feiten een grote impact hebben gehad en nog steeds hebben, blijkt uit de slachtofferverklaringen die op de terechtzitting zijn afgelegd.
De verdachte is na deze feiten nog een keer aangehouden waarna is gebleken dat hij vlak voor de aanhouding een mes weg gegooid heeft.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van de verdachte van 23 september 2024. Aangezien dit het uitgangspunt is heeft dit geen invloed op de op te leggen straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch rapport van 17 januari 2024opgesteld door drs. S. Zevenbergen, GZ-psycholoog, onder supervisie van drs. R.M. de Groot, GZ-psycholoog en Kinder- en Jeugdpsycholoog. In dit rapport zijn alleen de feiten 1 en 2 betrokken.
Uit het rapport blijkt dat de verdachte lijdt aan een aandachtsdeficiëntie-/ hyper-activiteitsstoornis (ADHD) en een autismespectrumstoornis (ASS). Hij heeft een grillig intelligentieprofiel, dat over het algemeen gemiddeld is maar verbaal bovengemiddeld. Zij ego-ontwikkeling ligt veel lager dan zijn kalenderleeftijd. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde, gezien het structurele karakter van de problematiek. De psycholoog adviseert de verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Met voldoende en stevige sturing en toezicht zal het risico op gewelddadig gedrag matig zijn. Zonder deze sturing en toezicht zal het risico op gewelddadig gedrag snel oplopen tot (zeer) hoog. Met passende hulpverlening naast bovengenoemd toezicht en externe sturing kan het risico op gewelddadig gedrag verlaagd worden.
Systeembehandeling (MDFT) en eventueel daaruit volgende individuele behandeling, praktische coaching, volgen van onderwijs (indien haalbaar) en dagbesteding, een contactverbod met slachtoffers en mededaders en een drillrapverbod worden geadviseerd om zodoende het recidiverisico te verlagen en een positieve ontwikkeling te stimuleren.
De voorgestelde behandeling en begeleiding kan plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Naast de geadviseerde behandeling wordt
voortzetting van het jeugdreclasseringstraject van belang geacht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de evaluatie van de jeugdreclassering van 4 oktober 2024, opgesteld door de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (verder: WSJ) en van de toelichting daarop door de deskundige op de terechtzitting.
Hieruit blijkt dat de WSJ het belangrijk vindt dat de verdachte ter vermindering van het recidiverisico een dagbesteding heeft die bij hem past. Daarnaast is het van belang dat de behandeling bij de Waag voortgezet wordt.
De verdachte houdt zich redelijk aan de schorsingsvoorwaarden, maar het lukt hem niet om een dagbesteding te hebben en te behouden. De jeugdreclassering kijkt nu naar een leerwerktraject zoals E25, waar de verdachte in een veilige omgeving dingen kan leren. De ouders doen er alles aan om ervoor te zorgen dat de verdachte een nuttige dagbesteding heeft en de hulpverlening vanuit de Waag is recent met het gezin gestart.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 5 april 2024 en de toelichting en aanvulling daarop door de deskundige op de terechtzitting, komt onder meer naar voren dat de Raad zich kan vinden in het advies van de psycholoog. De Raad blijft bij het in het bovengenoemde gegeven advies om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden, zoals meewerken aan begeleiding van een coach, zich inzetten voor een positieve dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk en voor een positieve invulling van zijn vrije tijd, een contactverbod met de slachtoffers, en meewerken aan door de WSJ noodzakelijk gevonden behandeling, ook als dat inhoudt behandeling vanuit de Waag of een andere GGZ instelling. De verdachte is jong en probeert nu op een verkeerde manier erbij te horen waarbij hij verkeerde keuzes maakt. De Raad benadrukt dat het belangrijk is dat de verdachte leert om betere keuzes te maken in wat hij wil gaan doen en met wie. De inzet van de Waag is daarop gericht. Ook dagbesteding is belangrijk voor de verdachte. Een werkstraf zou kunnen worden opgelegd.
Het belangrijkste vindt de Raad nu dat de opleiding die de verdachte net gestart is, goed van de grond komt.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en vindt de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Gelet op de ernst van de feiten kan de rechtbank niet anders reageren dan met een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Gelet op de hiervoor genoemde uitgangspunten, de leeftijd van de verdachte en het feit dat de verdachte lang in een schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft gelopen en zich daarbij goed aan de voorwaarden heeft gehouden, vindt de rechtbank een jeugddetentie van 90 dagen, passend. De dagen die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zullen hierbij in mindering worden gebracht.
De rechtbank overweegt het volgende. De verdachte moet leren waar zijn interesses liggen, zodat hij een nuttige dagbesteding kan vasthouden en zo succeservaringen kan opdoen. Hij moet leren met leeftijdsgenoten om te gaan op een manier die hem niet weer in de problemen brengt en hierin betere keuzes te maken. Het ergens bij willen horen en dan aansluiting zoeken bij drillrapgroepen is de slechtste keuze die hij kon maken. De rechtbank heeft goed gehoord dat de verdachte niet overvraagd moet worden en kleine succesvolle stappen in de goede richting moet kunnen zetten in dit traject. Om het volgen van dit traject mogelijk te maken zal de rechtbank een voorwaardelijke straf opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd, aangevuld met een contact- en locatieverbod zoals door de officier van justitie gevorderd. De verdachte is gemotiveerd om met de coach en met de Waag door te gaan en dit zal een zwaar traject voor hem zijn waar hij veel tijd aan kwijt is. De rechtbank vindt het belangrijk dat de verdachte, gelet op zijn problematiek en op al wat eerder aan hulpverlening is ingezet, zich volledig kan inzetten op zijn behandeling en school en toekomst. De rechtbank zal daarom niet naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie ook nog een taakstraf opleggen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, beide gepleegd tegen drie slachtoffers. Gelet op de informatie omtrent de persoon van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
[naam 1], vertegenwoordigd door zijn moeder en ter terechtzitting bijgestaan door mr. I.K. Oosterveen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 1.275,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op
€ 275,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[naam 2], vertegenwoordigd door zijn moeder en ter zitting bijgestaan door mr. I.K. Oosterveen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[naam 3], vertegenwoordigd door zijn ouders en bijgestaan door mr. N. Ugur, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van €600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen
worden toegewezen met telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [naam 1] verzocht deze voor wat betreft de verzochte schade van de telefoon niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze schade onvoldoende onderbouwd is. Ten aanzien van de in de drie vorderingen verzochte vergoeding voor immateriële schade heeft de raadsman verzocht elke benadeelde partij een gelijkluidend bedrag toe te kennen waarbij € 600,00 euro hem billijk voorkomt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade van [naam 1]
De vordering van benadeelde partij [naam 1] bevat als enige van de drie vorderingen een bedrag voor materiële schade. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij [naam 1] rechtstreeks materiële schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag voor de telefoon van € 250,00 voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen, evenals het bedrag van € 25,00 voor de bal.
Immateriële schade van de drie benadeelden
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan verder worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade hebben geleden door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. Gelet op wat door de benadeelde partijen ter onderbouwing van de vorderingen is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade nu toewijzen voor een bedrag van € 500,00 voor ieder van de benadeelden. De rechtbank zal de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande -:
- de vordering van [naam 1] toewijzen tot een bedrag van € 775,00, bestaande uit € 275,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade;
- de vordering van [naam 2] toewijzen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade;
- de vordering van [naam 3] toewijzen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 oktober 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vorderingen geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de drie benadeelde partijen aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hen is toegebracht.
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen:
- een bedrag van € 775,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] ;
- een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 2] ;
- een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 3] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1 genoemde voorwerp, zijnde een telefoon, verbeurd zal worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de inbeslaggenomen telefoon terug te geven aan verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de telefoon niet is gebruikt bij het geweld en de telefoon niet meer nodig is voor onderzoek. Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 54 van de Wet Wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.9 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
diefstal;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf en maatregel
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
90 DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (te weten 47 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie van
43dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. meewerkt aan de begeleiding van de IPTA coach, zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
3. meewerkt aan behandeling bij de Waag of bij een andere door de reclassering te bepalen instelling, zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
4. zich inzet voor een positieve dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk;
5. zich inzet voor een positief ingevulde vrijetijdsbesteding;
6. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect en ook niet via sociale media - contact zal opnemen, zoeken of hebben met slachtoffers:
- [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2010;
- [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2009;
- [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2009;
zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
7. zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Nieuwerkerk aan den IJssel zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
de vordering van de benadeelde partij[naam 1]en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 775,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 775,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering van de benadeelde partij[naam 2]en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 500,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering van de benadeelde partij[naam 3]en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 500,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 3] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. C.M. Koole, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2024.