6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenIn de nachten van 12 en 25 december 2023 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk stichten van een tweetal branden in Antwerpen. De verdachte is telkens samen met de medeverdachte met de auto naar Antwerpen gereden. Bij de ingang van twee restaurants heeft de verdachte door middel van het gebruik van zwaar vuurwerk een explosie veroorzaakt en brand gesticht. Door deze brandstichtingen is veel schade ontstaan aan de restaurants. Voor een van deze restaurants geldt dat dit geheel is vernield door de uitslaande brand. Bovendien hebben de bewoners van de eerste etage van dit restaurant naar beneden moeten springen om hun leven te redden. Brandstichting is zeer gevaarlijk en heeft ingrijpende gevolgen. Het is algemeen bekend dat vuur zich gemakkelijk en razendsnel kan verspreiden. Het had daarom veel ernstiger kunnen aflopen. Dit soort strafbare feiten veroorzaakt grote onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Daar komt nog bij dat er sterke aanwijzingen zijn dat deze brandstichtingen zich hebben afgespeeld in de sfeer van de georganiseerde criminaliteit en ondermijning. Dergelijke feiten doen zich steeds vaker voor op verschillende plaatsen in Nederland en België. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dit soort aanslagen wordt gepleegd door veelal jonge uitvoerders, zoals ook hier het geval is geweest. De opdrachtgevers blijven over het algemeen buiten beeld. De verdachte heeft in zijn verklaringen een ontluisterend beeld geschetst van hoe hij is afgegleden in een circuit van gebruik en handel in verdovende middelen en hoe hij, naar het zich laat aanzien met een zeker gemak, tot twee keer toe met een ander, door middel van het veroorzaken van een explosie twee restaurants in Antwerpen zwaar heeft beschadigd. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan. Het had hem minst genomen na de eerste keer, op 12 december 2023, duidelijk moeten zijn waar hij mee bezig was en dat een dergelijke explosie zeer ernstige gevolgen kan hebben. Toch heeft hij op 25 december 2023 opnieuw een explosie bij een restaurant veroorzaakt als gevolg waarvan dit volledig is uitgebrand. De gevolgen van deze explosie en de daaropvolgende brand hadden nog veel ernstiger kunnen zijn. Vanwege de ernst van de feiten en vanuit het oogpunt van generale preventie is een stevige sanctie noodzakelijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 oktober 2024. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten liep de verdachte in een proeftijd. Hij was door de rechtbank Den Haag op 19 oktober 2023 veroordeeld voor een ernstig strafbaar feit, onder meer tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 100 dagen. Ondanks deze voorwaardelijke straf heeft de verdachte zich binnen twee maanden na de veroordeling opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Hieruit leidt de rechtbank af dat deze eerdere voorwaardelijke veroordeling hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om vrijwel direct opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 8 augustus 2024, opgesteld door een psycholoog en een psychiater (hierna te noemen: de deskundigen) naar aanleiding van een klinisch multidisciplinair onderzoek. Daaruit volgt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - dat de verdachte een gemiddeld intelligente jongen is, bij wie sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis (licht in ernst). Daarbij is er sprake van een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressor-gerelateerde stoornis en is er sprake van cannabisafhankelijkheid (thans in vroege remissie). Daarnaast spelen er ouder-kindrelatieproblemen, vanwege een gebrek aan toezicht en ondersteuning in de thuissituatie. Ten slotte wordt de persoonlijkheidsontwikkeling bedreigd, waarbij er, met name op gedragsniveau, een antisociale ontwikkeling wordt gezien. De vastgestelde problematiek was aanwezig ten tijde van bewezenverklaarde. Daarom adviseren de deskundigen om de verdachte het bewezenverklaarde in licht verminderde mate toe te rekenen. Hoewel er meerdere keuzemomenten zijn geweest en er sprake was van een reëel motief, ligt de basis van de betrokkenheid van de verdachte in het criminele circuit in zijn problematiek. Het recidiverisico wordt zonder behandeling hoog ingeschat. De deskundigen adviseren om aan de verdachte een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) op te leggen. De begeleiding moet vanuit een forensische aanpak worden vormgegeven, aangezien forensische scherpte noodzakelijk wordt geacht, ter voorkoming van recidive. In een eerder stadium is de verdachte immers gerecidiveerd onder toeziend oog van de jeugdreclassering. Door middel van intensieve, langdurige behandeling kan de persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte worden bijgestuurd.
De rechtbank volgt de conclusies en overwegingen van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid. De verdachte zal daarom licht verminderd
toerekeningsvatbaar worden verklaard. De rechtbank houdt hier rekening mee bij de op te leggen straf.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de Raad en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter terechtzitting is gegeven. Daaruit volgt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - dat de verdachte op zeer korte termijn voor de tweede keer in aanraking is gekomen met justitie op verdenking van het plegen van ernstige strafbare feiten. Ondanks de bemoeienis van de jeugdreclassering in het kader van de lopende proeftijd, de behandeling bij de Waag en het toezicht door de ouders, wordt de verdachte opnieuw verdacht van strafbare feiten. Het is de ouders en de begeleiders daarbij niet opgevallen dat de verdachte - in feite onder hun ogen - zo aan het afglijden was en bezig was met het plegen van ernstige strafbare feiten. Hierdoor wordt het algemeen recidiverisico hoog ingeschat. Er zijn ernstige zorgen over de gezinssituatie van de verdachte. Gezien wordt dat het gezin goed wil functioneren en het beste met elkaar voorheeft, maar dat de mogelijkheden, vaardigheden en capaciteiten die daarvoor nodig zijn ontbreken. Daarnaast zijn er ernstige zorgen over de vrijetijdsbesteding en relaties van de verdachte. De verdachte heeft bij de Raad aangegeven zich in een netwerk te bevinden met vrienden die actief zijn in de criminaliteit. Uit het Pro Justitia-rapport volgt de noodzaak tot begeleiding en behandeling van de verdachte. Gelet daarop heeft de Raad verschillende juridische kaders overwogen. De Raad heeft uiteindelijk een tweeledig advies gegeven, waarbij de keuze tussen de geadviseerde alternatieven afhangt van de beschikbaarheid van een klinische opname bij de Catamaran of een andere soortgelijke klinische instelling. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is namelijk alleen uitvoerbaar als deze vanuit een klinische setting begint. Als een klinische opname tot de mogelijkheden behoort, is de Raad van mening dat de verdachte door middel van een voorwaardelijke PIJ-maatregel de kans moet krijgen om te laten zien dat hij zich aan de behandeling en gestelde voorwaarden kan houden. Indien een verblijf in een klinische instelling niet mogelijk is, is de Raad van mening dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet passend is en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is aangewezen. Een voorwaardelijke maatregel kan niet worden tenuitvoergelegd als de verdachte bij zijn ouders woont. In de thuissituatie is de kans op recidive te groot. Buiten een klinische opname, is de noodzakelijke behandeling alleen in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel gegarandeerd.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van onvoorwaardelijke jeugddetentie. Alles overziend acht de rechtbank jeugddetentie voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht (354 dagen), passend en geboden.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om, zoals gevorderd door de officier van justitie, aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de Raad in hun rapporten vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen.
Voorts is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Er is bij de verdachte sprake van complexe problematiek, waarvoor hij langdurige behandeling nodig heeft. De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat de verdachte gebaat is bij intensieve behandeling en begeleiding in een kader met strikte voorwaarden. Het eerder opgelegde kader, te weten begeleiding door de jeugdreclassering en ambulante behandeling bij een voorwaardelijke jeugddetentie, is niet afdoende gebleken. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. De voorwaardelijke PIJ-maatregel fungeert als een dwingend kader voor de bijzondere voorwaarden die de rechtbank zal opleggen. De voorwaardelijke PIJ-maatregel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op het feit dat de verdachte ondanks de bemoeienis van diverse hulpverleners binnen korte tijd is gerecidiveerd, is immers sprake van een hoge kans op recidive.
Aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel verbindt de rechtbank een proeftijd van twee jaar. De verdachte zal zich gedurende die proeftijd aan bijzondere voorwaarden moeten houden, zoals hierna genoemd in de beslissing. Dit strakke kader is noodzakelijk om het hoge recidiverisico te beperken en hiermee krijgt de verdachte de kans om zich in te zetten voor de voor hem noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling.
De rechtbank overweegt dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat in het geval van tenuitvoerlegging verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, gezien het gevaarzettende karakter van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de complexe problematiek van de verdachte, alsmede het feit dat het recidiverisico hoog wordt ingeschat en het noodzakelijk geachte behandelingstraject nog niet is gestart, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.