ECLI:NL:RBDHA:2024:20646
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende wijziging bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die een bijstandsuitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin hem werd medegedeeld dat zijn bijstandsuitkering per 4 april 2024 zou worden gewijzigd naar de norm voor een alleenstaande zonder korting. Verzoeker heeft op 2 december 2024 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op zitting is behandeld. De gemachtigde van verweerder was afwezig, maar verzoeker was aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft eerst beoordeeld of verzoeker vrijgesteld kon worden van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Aangezien verzoeker een bijstandsuitkering ontvangt en er maandelijks bedragen worden ingehouden voor vakantiegeld en schuldaflossing, is aangenomen dat hij niet in staat is het griffierecht te betalen. Dit verzoek is toegewezen.
Vervolgens is de inhoudelijke behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening aan de orde gekomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep tegen hetzelfde besluit aanhangig is. Verweerder heeft gesteld dat er geen bezwaar is gemaakt tegen het bestreden besluit van 1 mei 2024. Verzoeker heeft weliswaar een document overgelegd dat als bezwaarschrift kan worden aangemerkt, maar verweerder heeft dit niet ontvangen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen bezwaar is gemaakt en verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.