ECLI:NL:RBDHA:2024:2060
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek uit opvang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 6 december 2023 een asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond was afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 9 februari 2024, ondanks dat hij voorafgaand aan de zitting op de hoogte was gesteld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 7 februari 2024 schriftelijk heeft gemeld dat eiser op 2 februari 2024 de opvang heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft vervolgens laten weten dat hij en eiser niet ter zitting zouden verschijnen, zonder verdere informatie over de verblijfplaats van eiser. Op basis van deze informatie concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland.
Hierdoor heeft eiser geen belang bij een beoordeling van zijn beroep, wat leidt tot de beslissing van de rechtbank om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. H. Remerie, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en zal geanonimiseerd worden gepubliceerd op de website van de rechtspraak.