ECLI:NL:RBDHA:2024:2060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek uit opvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 6 december 2023 een asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond was afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 9 februari 2024, ondanks dat hij voorafgaand aan de zitting op de hoogte was gesteld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 7 februari 2024 schriftelijk heeft gemeld dat eiser op 2 februari 2024 de opvang heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft vervolgens laten weten dat hij en eiser niet ter zitting zouden verschijnen, zonder verdere informatie over de verblijfplaats van eiser. Op basis van deze informatie concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland.

Hierdoor heeft eiser geen belang bij een beoordeling van zijn beroep, wat leidt tot de beslissing van de rechtbank om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. H. Remerie, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en zal geanonimiseerd worden gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38632
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

ProcesverloopBij besluit van 6 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser is, na voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de rechtbank op 7 februari 2024 schriftelijk bericht dat eiser op 2 februari 2024 de opvang heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft vervolgens schriftelijk laten weten dat hij en eiser niet ter zitting verschijnen. Daarbij heeft de gemachtigde van eiser niet aangegeven of hij nog contact heeft met eiser of dat hij weet waar eiser momenteel verblijft.
2. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. De rechtbank vindt zich daarin gesteund door vaste jurisprudentie van de Afdeling. [1] Eiser heeft daarom geen belang bij een beoordeling van zijn beroep.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2024 door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en zal geanonimiseerd worden gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.