ECLI:NL:RBDHA:2024:2058
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 8 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 10 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de verweerder terecht heeft aangenomen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt, gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM, ondanks zijn claims over de medische zorg in Kroatië. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie regelgeving heeft die bepaalt dat asielaanvragen niet in behandeling worden genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Kroatië, dat is aanvaard.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.