7.3.Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen omtrent de op te leggen straf
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten begaan tegen zijn (ex-)partners.
Tijdens zijn relatie met [benadeelde] heeft hij haar meerdere malen mishandeld, waarmee hij een inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit. Toen de relatie was beëindigd, heeft de verdachte video’s waarop [benadeelde] seksuele handelingen verrichtte gestuurd aan haar moeder en heeft hij links naar die video’s gestuurd aan het stageadres en de school van [benadeelde] . De verdachte heeft hiermee een vergaande inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en het door haar in de verdachte gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd. De verdachte heeft zich geheel laten leiden door zijn eigen gevoelens van wraak en zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
Ook heeft de verdachte [benadeelde] ruim een maand belaagd na het einde van hun relatie. Hij heeft haar bestookt met WhatsApp-berichten, waarbij hij telkens andere telefoonnummers gebruikte. Ook maakte hij vele malen één cent over op haar bankrekening van de aangeefster, waarbij hij telkens berichten schreef in het omschrijvingsveld. De verdachte heeft ook een andere ex-partner, [aangeefster] , met wie hij een dochter heeft, gedurende een periode van bijna een maand belaagd. Terwijl hij was gedetineerd heeft de verdachte haar veelvuldig gebeld, voicemailberichten achtergelaten en meerdere personen, zoals zijn vader en een vriend, gesommeerd om contact met haar op te nemen namens hem. De verdachte heeft met deze handelingen in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers.
Uit de indringende slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgelezen blijkt dat het handelen van de verdachte een enorme impact heeft gehad op de slachtoffers. Uit de verklaring van [aangeefster] blijkt dat zij slecht sliep, nachtmerries had en helemaal uitgeput was doordat de verdachte haar grenzen niet respecteerde. Uit de verklaring van [benadeelde] blijkt dat zij zich zelfs in haar eigen huis niet meer veilig voelde. Zij heeft nog steeds paniekaanvallen en nachtmerries.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder twee keer voor mishandeling van zijn levensgezel. De verdachte heeft de onderhavige feiten bovendien gepleegd terwijl hij voor de laatste veroordeling van huiselijk geweld nog in een proeftijd liep. Dit weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van het Pieter Baan Centrum van 16 oktober 2024, opgesteld door A. Witvliet (psycholoog) en H.S. Roelfsema (psychiater). Deze gedragsdeskundigen komen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline trekken en dat ook kan worden gesproken van psychopathie. De vastgestelde antisociale trekken komen onder andere terug in de contacten met politie en justitie, het gebrek aan berouw, de prikkelbaarheid en de agressiviteit. Narcistische trekken komen terug in het gebrek aan empathie en een overwaardig zelfgevoel en de borderline trekken worden gezien met name in interpersoonlijke relaties, waarbij sprake is van idealiseren en devalueren van de partner, reactieve stemming, problemen met regulatie van boosheid, achterdocht, suïcidale gestes en impulsiviteit. De genoemde stoornis was ook aanwezig ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. De deskundigen menen dat in de bewezen verklaarde feiten sprake is van doorwerking van de persoonlijkheidsproblematiek. Door die problematiek verdraagt de verdachte het niet als de persoon met wie hij een relatie heeft hem verlaat, dreigt te verlaten, of in bredere zin, niet doet wat hij van diegene verwacht. Dit leidt tot krenking en bedreigt zijn reeds kwetsbare zelfbeeld, roept boosheid op en leidt tot gedrag om de verlating dan wel het door hem ongewenste gedrag te voorkomen en daarmee de bedreiging van zijn zelfbeeld te herstellen, zoals controleren, veelvuldig bellen, dreigen. De beperkt aanwezige mogelijkheden om zijn boosheid te reguleren kunnen leiden tot agressief gedrag zoals mishandeling en, als het herstellen van de situatie niet blijkt te lukken, tot agressieve vergelding, zoals het openbaar maken van afbeeldingen van seksuele aard. In dit laatste geval wordt hiermee getracht het interne emotionele evenwicht te herstellen. De deskundigen adviseren de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De conclusies van de deskundigen met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen dat het bewezen verklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, dan ook over.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Hoewel de verminderde toerekenbaarheid enige strafmatigende werking heeft, weegt de rechtbank in het bijzonder in het nadeel van de verdachte mee dat hij bij herhaling ernstig en indringend inbreuk heeft gemaakt op het vertrouwen dat zijn (ex-)partners in hem hadden gesteld, met voor de slachtoffers verstrekkende gevolgen. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overwegingen omtrent de maatregel van terbeschikkingstelling
Naar inschatting van de gedragsdeskundigen bestaat er bij de verdachte een hoog risico op geweld binnen intieme relaties en een gemiddeld tot hoog risico op belaging. De verdachte heeft vanuit zijn pathologie moeite om binnen intieme relaties om te gaan met afwijzing, verlating of tegenspraak en het is hem tot nu toe niet gelukt hier binnen een langdurig psychotherapeutisch contact aan te werken. Bovenstaand beeld is ook op dit moment nog actueel en de verdachte heeft, blijkens de gesprekken met de deskundigen, ook nu beperkt inzicht in zijn problemen, het risico op geweld en de noodzaak tot behandeling. Wanneer de verdachte onbehandeld vrij zou komen, zou er geen sprake zijn van professionele ondersteuning. De verdachte heeft geen woning en nauwelijks een steunend netwerk in de buurt. Ook is hij beperkt stressbestendig. De verdachte zou niet vrijwillig behandeling aangaan gericht op de persoonlijkheidsproblematiek.
Ter vermindering van het recidiverisico is volgens de deskundigen een behandeling nodig van de bij de verdachte aanwezige persoonlijkheidsstoornis. Er dient sprake te zijn van een klinische start om goed zicht te krijgen op de verdachte en de bij hem aanwezige problematiek, de verschillende risicogebieden beter in kaart te brengen en de klinische behandeling daarop in te richten. De deskundigen menen dat de haalbaarheid van een maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden kan worden overwogen. Hoewel dit in het verleden anders is geweest, uit de verdachte zich bij de deskundigen voorzichtig gemotiveerd tot een tbs-maatregel met voorwaarden. De gemiddelde intelligentie van de verdachte is een helpende factor die de kans van slagen van een tbs-maatregel met voorwaarden, indien de verdachte voldoende gemotiveerd is, doet vergroten. Het agressierisico bestaat voornamelijk binnen intieme relaties, hetgeen binnen een tbs-maatregel met voorwaarden goed te monitoren is. Mocht er echter, in gesprek met de reclassering of anderszins, twijfel bestaan over de motivatie van de verdachte zich te houden aan de opgestelde voorwaarden, dan zijn de deskundigen van mening dat niet niets anders resteert dan een behandeling binnen een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 20 november 2024. De reclassering adviseert negatief over tbs met voorwaarden. De reclassering ziet te weinig mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. In gesprek met de reclassering heeft de verdachte te kennen gegeven niet intrinsiek gemotiveerd te zijn. Omdat hij tbs met dwangverpleging te allen tijde wil vermijden, stemt de verdachte in met alle geadviseerde voorwaarden. De reclassering heeft echter sterke twijfels over zijn motivatie tot het naleven van de voorwaarden, en of dit zal leiden tot gedragsverandering.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. De bij dagvaarding I onder 3 en 4 en bij dagvaarding II bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2°, Sr. Tijdens het begaan van die feiten bestond bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Bovendien eist de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld. Uit de hiervoor aangehaalde rapportage blijkt immers dat er bij de verdachte sprake is van een matig tot hoog risico op recidive, dat intensieve behandeling nodig is om dat risico te verlagen en dat die behandeling niet in een ander kader dan tbs kan plaatsvinden.
De rechtbank zal dan ook de tbs-maatregel opleggen. Zij zal daarbij – in weerwil van het negatieve advies van de reclassering – de door de reclassering geformuleerde voorwaarden stellen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is om zich aan de voorwaarden te houden. Niet kan op voorhand worden gezegd dat hij daartoe niet in staat zou zijn en dat tbs met voorwaarden geen passend kader is. De verdachte heeft nog niet eerder zo gerichte begeleiding en behandeling gehad als hij in het kader van tbs met voorwaarden zal ontvangen. Het recidiverisico, dat vooral bestaat binnen intieme relaties, kan binnen het kader van tbs met voorwaarden goed worden gemonitord. De gemiddelde intelligentie van de verdachte is een helpende factor bij het naleven van de voorwaarden en het werken aan gedragsverandering. De rechtbank ziet op dit moment dan ook geen noodzaak de verpleging van overheidswege van de verdachte te bevelen.
Gelet op het recidiverisico en de noodzaak van behandeling om dat risico te verlagen, zal de rechtbank met toepassing van artikel 38, zesde lid, Sr, bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank merkt op dat zij de maatregel mede zal opleggen voor een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon als bedoeld in artikel 38e Sr.
Overwegingen omtrent een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is, zoals door de reclassering is geadviseerd, de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal daarom deze maatregel opleggen.
Overwegingen omtrent een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
De rechtbank zal ook een maatregel ex artikel 38v Sr opleggen ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door de verdachte. Deze maatregel bestaat uit een contact- en locatieverbod, inhoudende dat de verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze contact mag opnemen of hebben met de beide slachtoffers en zich niet zal ophouden in een straal van 500 meter rondom hun woonadressen.
De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er – gelet op het hoge recidiverisico – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.