ECLI:NL:RBDHA:2024:20562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
09/244909-23, 09/044515-24 (ttz. gev.), 96/214255-21 (tul) en 09/014551-21 (tul).
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van ex-partners, partnergeweld en wraakporno met vrijspraak van mensenhandel

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder belaging van ex-partners, partnergeweld en wraakporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De verdachte werd vrijgesproken van mensenhandel, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond voor dwang of uitbuiting in de relatie met de benadeelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het openbaar maken van seksuele beelden van de benadeelde, wat nadelig voor haar was. Daarnaast heeft de verdachte zijn levensgezel meermalen mishandeld en stelselmatig inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer door ongewenst contact te zoeken na de beëindiging van hun relatie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tbs met dwangverpleging afgewezen, maar heeft wel tbs met voorwaarden opgelegd, gezien het risico op herhaling en de noodzaak van behandeling voor de verdachte. De rechtbank heeft ook een contact- en locatieverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar, ter bescherming van de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/244909-23, 09/044515-24 (ttz. gev.), 96/214255-21 (tul) en
09/014551-21 (tul).
Datum uitspraak: 10 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1996 te [geboorteplaats 1] (Tsjechië),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 26 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Eelman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.H. van Dijk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 26 november 2024 - ten laste gelegd dat:
09/244909-23 (dagvaarding I)
1
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2022 tot en met 28 februari 2023 te
’s-Gravenhage en/of Voorburg en/of elders in Nederland en/of in Tsjechië, een ander, genaamd [benadeelde] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het
oogmerk van seksuele uitbuiting van die [benadeelde] (sub 1) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige
handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat die [benadeelde] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten
van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst
van de seksuele handelingen van die [benadeelde] met of voor een derde (sub 9), en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde] (sub 6)
immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
- aan die [benadeelde] voorgesteld dat zij camgirl zou worden en/of tegen die [benadeelde] gezegd
dat zij het geld dat hij had verloren moest terugverdienen met cammen of only fans
en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij toen hij 16 was iemand had vermoord in de bossen
en met haar naar de bossen zou gaan om te zien wat hij zou doen als zij met hem
zou fucken en/of
- een account aangemaakt voor een webcamsite en/of
- gedreigd die [benadeelde] te slaan als zij niet lachte voor de camera en/of gedreigd om het
webcamaccount en/of seksueel getinte beelden van die [benadeelde] openbaar te maken
en/of
- die [benadeelde] instructies gegeven wat zij moest doen en/of zeggen voor de webcam
en/of
- die [benadeelde] geslagen en/of
- die [benadeelde] gecontroleerd door naast haar te gaan zitten als zij met haar ouders sprak
aan de telefoon en/of
- die [benadeelde] werkdagen van meer dan 16 uur laten maken en/of die [benadeelde] opgelegd dat
zij een minimaal bedrag moest verdienen en/of
- het door die [benadeelde] verdiende geld en/of bitcoins afgenomen en/of in ontvangst
genomen;
2
hij op of omstreeks 7 september 2023 te ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland,
van een persoon, [benadeelde] , een of meer afbeelding(en) en/of video(‘s) van seksuele aard, te weten een of meerdere foto(‘s) en/of filmpje(s) waarop te zien is dat die [benadeelde] naakt is en/of een of meerdere seksuele handelingen (met zichzelf) verricht, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die [benadeelde] nadelig kon zijn;
3
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 16 september 2022 tot en met 31 juli 2023 te 's-Gravenhage en/of Voorburg en/of elders in Nederland en/of in Tsjechië, zijn levensgezel, [benadeelde] telkens heeft mishandeld door die [benadeelde] - meermalen in/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam, te slaan;
4
hij in of omstreeks de periode van 12 februari 2023 tot en met 22 september 2023 te
’s-Gravenhage en/of Voorburg, althans in Nederland en/of Bulgarije wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] door
- die [benadeelde] veelvuldig te bellen,
- die [benadeelde] veelvuldig te e-mailen en/of tekstberichten te sturen,
- veelvuldig €0,01 naar de bankrekening van die [benadeelde] over te maken en bij die overschrijvingen tekstberichten te voegen en/of
- meermalen langs de woning van die [benadeelde] te rijden
met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
09-044515-24 (dagvaarding II)
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2023 tot en met 19 december 2023 te Zoetermeer en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- die [aangeefster] , vanuit de PI [plaatsnaam 1] , veelvuldig te bellen,
- de voicemail van die [aangeefster] veelvuldig in te spreken en/of
- derden, zoals zijn vader en/of vriend, contact op te laten nemen met die [aangeefster]
,
met het oogmerk die [aangeefster] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte onder dagvaarding I. Hij heeft erop gewezen dat aangeefster [benadeelde] buiten de aanwezigheid van de verdediging op 27 februari 2024 nog is verhoord door de politie. Volgens de raadsman was dit in strijd met de goede procesorde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat op dat moment al bekend was dat de aangeefster op verzoek van de verdediging bij de rechter-commissaris zou worden verhoord op 9 april 2024. De verdediging is niet vooraf ingelicht over het verhoor op 27 februari 2024. Het recht op een eerlijk proces is door deze handelwijze tekortgedaan, nu de verdediging de getuigenverklaringen niet op consistentie en betrouwbaarheid heeft kunnen toetsen. Het getuigenverhoor dat de politie op 27 februari 2024 afnam ging bovendien voor een groot deel over dezelfde onderwerpen als die de verdediging op 9 april 2024 aan de orde heeft gesteld. De verdediging acht het belang van het geschonden voorschrift - de waarheidsvinding door het ongemoeid laten van deze bijzondere reeds toegewezen getuige - in de zaak tegen verdachte bijzonder groot. Subsidiair heeft de raadsman bewijsuitsluiting van de verklaringen van aangeefster bepleit en meer subsidiair heeft hij verzocht om lagere straf op te leggen.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk kan worden geacht.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft de officier van justitie op de pro-formazitting van 12 december 2023 medegedeeld dat nog onderzoek werd gedaan naar de telefoons en financiële gegevens van de verdachte en dat de aangeefster en de verdachte nog “afsluitend” zouden worden verhoord, zodra het voorgaande in kaart was gebracht. De verdediging was dus van het voornemen van de officier van justitie op de hoogte en heeft daar op geen enkel moment bezwaar tegen gemaakt. De rechtbank is bovendien niet gebleken dat de waarheidsvinding is belemmerd of de rechten van de verdediging zijn beknot doordat de aangeefster op 27 februari 2024 nog is verhoord door de politie. De wet schrijft niet voor dat de verdediging bij verhoren door de politie van getuigen aanwezig moet zijn. Van het politieverhoor van de aangeefster is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de verdediging kon kennisnemen. De aangeefster kon daarna nog steeds worden bevraagd door de verdediging bij de rechter-commissaris. De rechtbank ziet in deze gang van zaken dan ook geen vormverzuim of schending van de goede procesorde. Nu ook overigens niet van vervolgingsbeletselen is gebleken, is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd, met uitzondering van het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak
Het bij dagvaarding I, onder 1 ten laste gelegde is toegesneden op artikel 273f, eerste lid, onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarin mensenhandel strafbaar is gesteld. Deze strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van de uitbuiting van mensen. Voor een bewezenverklaring van een op deze strafbaarstelling toegesneden tenlastelegging moet sprake zijn van een of meer in die bepaling genoemde dwangmiddelen en gedragingen, met het oogmerk van uitbuiting.
[benadeelde] heeft aangifte gedaan tegen de verdachte. Kort samengevat heeft zij het volgende verklaard. Tijdens haar relatie met de verdachte heeft hij op enig moment tegen haar gezegd dat zij het geld dat hij had verloren met gokken moest terugverdienen met ‘cammen’, dat wil zeggen: seksuele handelingen verrichten voor de webcam tegen betaling. Hij heeft een account aangemaakt op een webcamsite en gedreigd haar te slaan of seksueel getinte beelden van haar openbaar te maken als zij niet deed wat hij wilde. Hij gaf haar instructies wat zij voor de webcam moest doen, heeft haar doen en laten gecontroleerd, liet haar lange werkdagen maken en heeft het door haar verdiende geld afgenomen. Ook heeft hij haar stelselmatig mishandeld en haar bang gemaakt door te zeggen dat hij iemand had vermoord in de bossen en dat ook met haar zou doen als zij met hem zou ‘fucken’.
De verdachte heeft de aangifte weersproken. Kort samengevat heeft hij verklaard dat [benadeelde] vrijwillig seksuele handelingen heeft verricht voor de webcam, dat het idee van hen beiden kwam, dat hij niet heeft gedreigd met geweld of anderszins en dat het verdiende geld is opgegaan aan kosten van levensonderhoud van hen beiden.
De rechtbank komt tot de volgende feitenvaststelling. De aangeefster en de verdachte hebben in september 2022 een relatie gekregen. Vanaf half januari 2023 trokken zij samen in een garagebox en is de aangeefster begonnen met het verrichten van seksuele handelingen voor de webcam tegen betaling. Dit heeft zij gedurende vier weken gedaan en gebeurde via de website Bongacams. In het begin verrichtten de aangeefster en de verdachte met elkaar seksuele handelingen voor de webcam, maar daarna verrichtte de aangeefster seksuele handelingen met zichzelf en was de verdachte niet in beeld. Hij gaf haar buiten beeld instructies wat zij moest doen. Het geld dat hiermee werd verdiend werd uitbetaald in bitcoins. Deze werden omgezet in euro’s die werden uitgekeerd op de rekening van de verdachte. Tijdens de relatie gedroeg de verdachte zich dikwijls dominant en heeft hij de aangeefster meerdere keren geslagen (zie ook hierna bij de bespreking van het bij dagvaarding I, onder 3 ten laste gelegde).
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster voor het overige onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het dossier chatgesprekken bevat tussen de aangeefster en de verdachte waaruit juist het beeld naar voren komt dat het ‘cammen’ een gezamenlijk initiatief was en dat ook de aangeefster daarvoor actief ideeën aandroeg. Ook betrekt de rechtbank daarbij dat de uitgaven die zichtbaar zijn op de rekeningoverzichten van de verdachte de mogelijkheid openlaten dat het verdiende geld is aangewend voor gezamenlijke kosten van levensonderhoud.
Uit hetgeen de rechtbank wél kan vaststellen, namelijk dat de verdachte zich dominant opstelde in de relatie met de aangeefster en haar meerdere keren heeft geslagen, kan niet worden afgeleid dat de aangeefster is gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen voor de webcam en dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Daarbij is ook van belang dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van stelselmatig geweld en evenmin dat het overwicht dat de verdachte had op de aangeefster zodanig was, dat zij daardoor werd gedwongen tot het verrichten van seksuele handelingen. De hiervoor genoemde chatgesprekken, waarin de aangeefster zich ook in positieve en enthousiaste bewoordingen uitlaat over het ‘cammen’, vormen daarvoor een contra-indicatie.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van het bij dagvaarding I, onder 1 ten laste gelegde vrijspreken bij gebreke van wettig en overtuigend bewijs.
4.3.2.
Bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met betrekking tot het bij dagvaarding I, onder 2 ten laste gelegde heeft de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft dit bewezen te verklaren feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit van dit feit.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I, feit 3
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte in de periode van 16 september 2022 tot en met 12 februari 2023 aangeefster [benadeelde] , met wie hij een relatie had, meerdere malen heeft mishandeld. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door de verklaringen van de verdachte en van haar zus. De verdachte heeft bevestigd dat hij de aangeefster op 11 februari 2023 heeft geslagen. De zus van de verdachte heeft letsel bij de aangeefster geconstateerd waarvan zij foto’s heeft gemaakt. Op de foto’s is te zien dat de aangeefster twee blauwe plekjes boven haar rechteroog heeft. Dat de aangeefster meerdere malen is mishandeld, wordt ondersteund door de inhoud van de chatberichten, waarin de aangeefster met de verdachte spreekt, ook al op 6 november 2022, over mishandelingen door de verdachte. De verdachte reageert in deze chatberichten bevestigend. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de aangeefster in Tsjechië is mishandeld, noch dat er sprake was van stelselmatige mishandeling.
Dagvaarding I, feit 4
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte in de periode van 18 augustus 2023 tot en met 22 september 2023 veelvuldig Whatsapp-berichten heeft gestuurd aan aangeefster [benadeelde] . Daarnaast heeft de verdachte meerdere e-mails naar de aangeefster gestuurd en heeft hij 56 keer geldbedragen van één cent naar haar bankrekening overgemaakt, met daarbij als omschrijving teksten over hun relatie. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte hiermee wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
Wederrechtelijkheid
Naar het oordeel van de rechtbank is het contact van de verdachte met de aangeefster vanaf 18 augustus 2023 wederrechtelijk. Waar in de periode daarvóór nog sprake was van een gesprek tussen de verdachte en de aangeefster, heeft de aangeefster op 18 augustus 2023 tegen de verdachte gezegd dat het uit is en dat ze hem niet meer wil zien en spreken en heeft zij zijn telefoonnummer geblokkeerd.
Opzet en persoonlijke levenssfeer
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat het opzet van de verdachte erop gericht is geweest om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verdachte had immers vanaf 18 augustus 2023 steeds de bedoeling om contact met haar op te nemen en haar te spreken, terwijl de aangeefster meermalen te kennen heeft gegeven geen contact te willen met de verdachte. De verdachte heeft haar per WhatsApp veelvuldig benaderd. Als de aangeefster een nummer blokkeerde, nam hij steeds weer contact op met een nieuw nummer dat de aangeefster nog niet geblokkeerd had. Dit is in de periode tot 22 oktober 2023 wel tien keer gebeurd en soms meerdere malen op een dag. De verdachte is hiermee doorgegaan, zelfs toen de aangeefster de berichten niet beantwoordde. Ook heeft hij e-mailberichten gestuurd en heeft hij bij bankoverschrijvingen van één cent berichten geschreven. De rechtbank leidt uit deze handelingen af dat de verdachte de aangeefster geen keuze heeft gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met hem. Door zijn handelen heeft de verdachte de aangeefster gedwongen te dulden dat stelselmatig contact met haar werd gezocht en aldus heeft hij inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
Stelselmatig en oogmerk
Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dit stelselmatig heeft gedaan. Daarbij had hij het oogmerk om haar te dwingen iets te dulden, namelijk ongewenst contact, en vrees aan te jagen.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat kan worden bewezen dat de verdachte wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster in de periode van 18 augustus 2023 tot en met 22 september 2023.
Dagvaarding II
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte aangeefster [aangeefster] in de periode van 25 oktober 2023 tot en met 19 december 2023 veelvuldig heeft gebeld vanuit de Penitentiaire Inrichting. Daarnaast hebben zijn vader en zijn vriend contact met de aangeefster opgenomen op aandringen van de verdachte. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte hiermee wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
Wederrechtelijkheid
Naar het oordeel van de rechtbank is het contact van de verdachte met de aangeefster vanaf 25 oktober 2023 wederrechtelijk, omdat de aangeefster op dat moment duidelijk en bij herhaling tegen de verdachte heeft gezegd dat hij haar niet meer moet bellen. Anders dan in de periode daarvóór, is er sinds 25 oktober 2023 ook geen sprake meer van een conversatie tussen de verdachte en de aangeefster.
Opzet en persoonlijke levenssfeer
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat het opzet van de verdachte erop gericht is geweest om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verdachte had immers vanaf 25 oktober 2023 steeds de bedoeling om contact met haar op te nemen en haar te spreken, terwijl de aangeefster duidelijk te kennen heeft gegeven geen contact te willen met de verdachte. De verdachte heeft haar veelvuldig gebeld, haar voicemail ingesproken en meerdere malen anderen gesommeerd om namens hem contact op te nemen met de aangeefster. De rechtbank leidt uit de handelingen af dat de verdachte de aangeefster geen keuze heeft gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met de verdachte. Door zijn handelen heeft de verdachte de aangeefster gedwongen te dulden dat stelselmatig contact met haar werd gezocht en aldus inbreuk werd gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
Stelselmatig en oogmerk
Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dit stelselmatig heeft gedaan. Daarbij had hij het oogmerk om haar te dwingen iets te dulden, namelijk ongewenst contact, en vrees aan te jagen.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat kan worden bewezen dat de verdachte wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster in de periode van 25 oktober 2023 tot en met 19 december 2023.
4.4.
De bewezenverklaring
09/244909-23 (dagvaarding I)
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij op
enomstreeks 7 september 2023 in Nederland van een persoon, [benadeelde] , video’s van seksuele aard, te weten filmpjes waarop te zien is dat die [benadeelde] naakt is of een of meerdere seksuele handelingen (met zichzelf) verricht, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die [benadeelde] nadelig kon zijn;
3
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 16 september 2022 tot en met
12 februari 2023in Nederland, zijn levensgezel, [benadeelde] , heeft mishandeld door die [benadeelde] meermalen in/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam, te slaan;
4
hij in de periode van
18 augustus 2023tot en met 22 september 2023 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] door
- die [benadeelde] veelvuldig te e-mailen en tekstberichten te sturen,
- veelvuldig €0,01 naar de bankrekening van die [benadeelde] over te maken en bij die overschrijvingen tekstberichten te voegen
met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
09-044515-24 (dagvaarding II)
hij in de periode van
25oktober 2023 tot en met 19 december 2023 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- die [aangeefster] , vanuit de PI [plaatsnaam 1] , veelvuldig te bellen,
- de voicemail van die [aangeefster] in te spreken en
- derden, zoals zijn vader en vriend, contact op te laten nemen met die [aangeefster] ,
met het oogmerk die [aangeefster] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De oplegging van straf en maatregel

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte tot veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd met bevel dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Verder heeft de officier van justitie gevorderd om een contact- en locatieverbod op te leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr voor de duur van vijf jaren en deze dadelijk uitvoer te verklaren en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de tbs-maatregel niet opgelegd kan worden, omdat niet is voldaan aan het gevaarscriterium. De verdachte is met het reeds ondergane voorarrest afdoende gestraft. Subsidiair heeft de raadsman geconcludeerd dat met een ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel kan worden volstaan. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen in plaats van met dwangverpleging. Ten aanzien van de verzochte contact- en gebiedsverboden heeft de raadsman aangevoerd dat de veronderstelde vrees dat de verdachte contact zal zoeken met de slachtoffers en zich ernstig belastend zal gedragen ongegrond is.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen omtrent de op te leggen straf
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten begaan tegen zijn (ex-)partners.
Tijdens zijn relatie met [benadeelde] heeft hij haar meerdere malen mishandeld, waarmee hij een inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit. Toen de relatie was beëindigd, heeft de verdachte video’s waarop [benadeelde] seksuele handelingen verrichtte gestuurd aan haar moeder en heeft hij links naar die video’s gestuurd aan het stageadres en de school van [benadeelde] . De verdachte heeft hiermee een vergaande inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en het door haar in de verdachte gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd. De verdachte heeft zich geheel laten leiden door zijn eigen gevoelens van wraak en zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
Ook heeft de verdachte [benadeelde] ruim een maand belaagd na het einde van hun relatie. Hij heeft haar bestookt met WhatsApp-berichten, waarbij hij telkens andere telefoonnummers gebruikte. Ook maakte hij vele malen één cent over op haar bankrekening van de aangeefster, waarbij hij telkens berichten schreef in het omschrijvingsveld. De verdachte heeft ook een andere ex-partner, [aangeefster] , met wie hij een dochter heeft, gedurende een periode van bijna een maand belaagd. Terwijl hij was gedetineerd heeft de verdachte haar veelvuldig gebeld, voicemailberichten achtergelaten en meerdere personen, zoals zijn vader en een vriend, gesommeerd om contact met haar op te nemen namens hem. De verdachte heeft met deze handelingen in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers.
Uit de indringende slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgelezen blijkt dat het handelen van de verdachte een enorme impact heeft gehad op de slachtoffers. Uit de verklaring van [aangeefster] blijkt dat zij slecht sliep, nachtmerries had en helemaal uitgeput was doordat de verdachte haar grenzen niet respecteerde. Uit de verklaring van [benadeelde] blijkt dat zij zich zelfs in haar eigen huis niet meer veilig voelde. Zij heeft nog steeds paniekaanvallen en nachtmerries.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder twee keer voor mishandeling van zijn levensgezel. De verdachte heeft de onderhavige feiten bovendien gepleegd terwijl hij voor de laatste veroordeling van huiselijk geweld nog in een proeftijd liep. Dit weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van het Pieter Baan Centrum van 16 oktober 2024, opgesteld door A. Witvliet (psycholoog) en H.S. Roelfsema (psychiater). Deze gedragsdeskundigen komen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline trekken en dat ook kan worden gesproken van psychopathie. De vastgestelde antisociale trekken komen onder andere terug in de contacten met politie en justitie, het gebrek aan berouw, de prikkelbaarheid en de agressiviteit. Narcistische trekken komen terug in het gebrek aan empathie en een overwaardig zelfgevoel en de borderline trekken worden gezien met name in interpersoonlijke relaties, waarbij sprake is van idealiseren en devalueren van de partner, reactieve stemming, problemen met regulatie van boosheid, achterdocht, suïcidale gestes en impulsiviteit. De genoemde stoornis was ook aanwezig ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. De deskundigen menen dat in de bewezen verklaarde feiten sprake is van doorwerking van de persoonlijkheidsproblematiek. Door die problematiek verdraagt de verdachte het niet als de persoon met wie hij een relatie heeft hem verlaat, dreigt te verlaten, of in bredere zin, niet doet wat hij van diegene verwacht. Dit leidt tot krenking en bedreigt zijn reeds kwetsbare zelfbeeld, roept boosheid op en leidt tot gedrag om de verlating dan wel het door hem ongewenste gedrag te voorkomen en daarmee de bedreiging van zijn zelfbeeld te herstellen, zoals controleren, veelvuldig bellen, dreigen. De beperkt aanwezige mogelijkheden om zijn boosheid te reguleren kunnen leiden tot agressief gedrag zoals mishandeling en, als het herstellen van de situatie niet blijkt te lukken, tot agressieve vergelding, zoals het openbaar maken van afbeeldingen van seksuele aard. In dit laatste geval wordt hiermee getracht het interne emotionele evenwicht te herstellen. De deskundigen adviseren de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De conclusies van de deskundigen met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen dat het bewezen verklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, dan ook over.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Hoewel de verminderde toerekenbaarheid enige strafmatigende werking heeft, weegt de rechtbank in het bijzonder in het nadeel van de verdachte mee dat hij bij herhaling ernstig en indringend inbreuk heeft gemaakt op het vertrouwen dat zijn (ex-)partners in hem hadden gesteld, met voor de slachtoffers verstrekkende gevolgen. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overwegingen omtrent de maatregel van terbeschikkingstelling
Naar inschatting van de gedragsdeskundigen bestaat er bij de verdachte een hoog risico op geweld binnen intieme relaties en een gemiddeld tot hoog risico op belaging. De verdachte heeft vanuit zijn pathologie moeite om binnen intieme relaties om te gaan met afwijzing, verlating of tegenspraak en het is hem tot nu toe niet gelukt hier binnen een langdurig psychotherapeutisch contact aan te werken. Bovenstaand beeld is ook op dit moment nog actueel en de verdachte heeft, blijkens de gesprekken met de deskundigen, ook nu beperkt inzicht in zijn problemen, het risico op geweld en de noodzaak tot behandeling. Wanneer de verdachte onbehandeld vrij zou komen, zou er geen sprake zijn van professionele ondersteuning. De verdachte heeft geen woning en nauwelijks een steunend netwerk in de buurt. Ook is hij beperkt stressbestendig. De verdachte zou niet vrijwillig behandeling aangaan gericht op de persoonlijkheidsproblematiek.
Ter vermindering van het recidiverisico is volgens de deskundigen een behandeling nodig van de bij de verdachte aanwezige persoonlijkheidsstoornis. Er dient sprake te zijn van een klinische start om goed zicht te krijgen op de verdachte en de bij hem aanwezige problematiek, de verschillende risicogebieden beter in kaart te brengen en de klinische behandeling daarop in te richten. De deskundigen menen dat de haalbaarheid van een maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden kan worden overwogen. Hoewel dit in het verleden anders is geweest, uit de verdachte zich bij de deskundigen voorzichtig gemotiveerd tot een tbs-maatregel met voorwaarden. De gemiddelde intelligentie van de verdachte is een helpende factor die de kans van slagen van een tbs-maatregel met voorwaarden, indien de verdachte voldoende gemotiveerd is, doet vergroten. Het agressierisico bestaat voornamelijk binnen intieme relaties, hetgeen binnen een tbs-maatregel met voorwaarden goed te monitoren is. Mocht er echter, in gesprek met de reclassering of anderszins, twijfel bestaan over de motivatie van de verdachte zich te houden aan de opgestelde voorwaarden, dan zijn de deskundigen van mening dat niet niets anders resteert dan een behandeling binnen een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 20 november 2024. De reclassering adviseert negatief over tbs met voorwaarden. De reclassering ziet te weinig mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. In gesprek met de reclassering heeft de verdachte te kennen gegeven niet intrinsiek gemotiveerd te zijn. Omdat hij tbs met dwangverpleging te allen tijde wil vermijden, stemt de verdachte in met alle geadviseerde voorwaarden. De reclassering heeft echter sterke twijfels over zijn motivatie tot het naleven van de voorwaarden, en of dit zal leiden tot gedragsverandering.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. De bij dagvaarding I onder 3 en 4 en bij dagvaarding II bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2°, Sr. Tijdens het begaan van die feiten bestond bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Bovendien eist de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld. Uit de hiervoor aangehaalde rapportage blijkt immers dat er bij de verdachte sprake is van een matig tot hoog risico op recidive, dat intensieve behandeling nodig is om dat risico te verlagen en dat die behandeling niet in een ander kader dan tbs kan plaatsvinden.
De rechtbank zal dan ook de tbs-maatregel opleggen. Zij zal daarbij – in weerwil van het negatieve advies van de reclassering – de door de reclassering geformuleerde voorwaarden stellen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is om zich aan de voorwaarden te houden. Niet kan op voorhand worden gezegd dat hij daartoe niet in staat zou zijn en dat tbs met voorwaarden geen passend kader is. De verdachte heeft nog niet eerder zo gerichte begeleiding en behandeling gehad als hij in het kader van tbs met voorwaarden zal ontvangen. Het recidiverisico, dat vooral bestaat binnen intieme relaties, kan binnen het kader van tbs met voorwaarden goed worden gemonitord. De gemiddelde intelligentie van de verdachte is een helpende factor bij het naleven van de voorwaarden en het werken aan gedragsverandering. De rechtbank ziet op dit moment dan ook geen noodzaak de verpleging van overheidswege van de verdachte te bevelen.
Gelet op het recidiverisico en de noodzaak van behandeling om dat risico te verlagen, zal de rechtbank met toepassing van artikel 38, zesde lid, Sr, bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank merkt op dat zij de maatregel mede zal opleggen voor een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon als bedoeld in artikel 38e Sr.
Overwegingen omtrent een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is, zoals door de reclassering is geadviseerd, de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal daarom deze maatregel opleggen.
Overwegingen omtrent een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
De rechtbank zal ook een maatregel ex artikel 38v Sr opleggen ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door de verdachte. Deze maatregel bestaat uit een contact- en locatieverbod, inhoudende dat de verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze contact mag opnemen of hebben met de beide slachtoffers en zich niet zal ophouden in een straal van 500 meter rondom hun woonadressen.
De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er – gelet op het hoge recidiverisico – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.

8.De voorlopige hechtenis

De op te leggen straf brengt mee dat de verdachte, na aftrek van voorarrest, nog minder dan 60 dagen gedetineerd zal zijn. Voor het geval dit vonnis binnen die termijn nog niet onherroepelijk is, zal de rechtbank bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de op te leggen gevangenisstraf. Die schorsing houdt verband met de op te leggen dadelijk uitvoerbare terbeschikkingstelling. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729, r.o. 6.5.

9.De in beslag genomen voorwerpen

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het op de beslaglijst genoemde geldbedrag zal worden verbeurd verklaard. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte en vergelijkbaar bedrag heeft ontvangen voor de seksuele handelingen die [benadeelde] verrichtte voor de webcam.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om teruggave van het geldbedrag.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave aan de verdachte gelasten van het geldbedrag, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Niet is gebleken van enig verband tussen het geldbedrag en de bewezen verklaarde strafbare feiten.

10.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

10.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vorderingen van 29 oktober 2024 gevorderd dat aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straffen ten uitvoer worden gelegd wegens het niet naleven van de algemene voorwaarde. Bij parketnummer 96/214255-21 is door de politierechter in deze rechtbank op 2 januari 2023 een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd met twee jaren opgelegd. Bij parketnummer 09/014551-21 is door de politierechter in deze rechtbank op 27 januari 2021 een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 17 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren opgelegd.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De raadsman heeft dat aangevoerd dat vanwege het lange voorarrest van de verdachte het niet opportuun om deze vorderingen toe te wijzen.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vorderingen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormelde vonnissen was opgelegd, wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 38, 38a, 38d, 38v, 38w, 38z, 57, 63, 139h, 285b, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 2, 3 en 4 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.4. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 4:
belaging;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
belaging;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
schorsthet bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf, onder de volgende voorwaarden, dat de verdachte:
- als de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis zal onttrekken;
- geen strafbare feiten zal plegen;
gelast de
terbeschikkingstellingvan de verdachte en stelt daarbij de navolgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde, te weten dat hij:
1. zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
2. zal meewerken aan het reclasseringstoezicht, waarbij de terbeschikkinggestelde:
- zich meldt op afspraken bij de reclassering, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, waarbij de reclassering aanwijzingen kan geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- medewerking zal verlenen aan het verstrekken aan de reclassering van een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is, welke foto nodig is voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- meewerkt aan huisbezoeken;
- aan de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
- meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact
hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
3. zich zal laten opnemen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of soortgelijke instelling in het kader van een time-out, indien de reclassering dit nodig acht en de terbeschikkinggestelde hiermee instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zal gaan zonder toestemming van de reclassering;
5. zich laat opnemen in een klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij:
- de opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de terbeschikkinggestelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen en de controle daarop onderdeel kan zijn van de behandeling;
- de terbeschikkinggestelde meewerkt aan de indicatiestelling, leefregels van de verblijfsinstelling en plaatsing als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt;
6. zich aansluitend aan het afronden van zijn klinische behandeling zal laten behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
7. geen drugs zal gebruiken en meewerkt aan controle op dit verbod, waarbij de controle gebeurt met urineonderzoek en de reclassering bepaalt hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
8. geen alcohol zal gebruiken en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren, waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
9. zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en de terbeschikkinggestelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
10. niet zal deelnemen aan kansspelen;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
legt aan de verdachte op de maatregel tot
gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
legt op
de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats 2] (Bulgarije) en
- [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 3] 2002 te [geboorteplaats 3] ;
en inhoudende de veroordeelde zich voor de duur van 5 (vijf) jaren niet zal ophouden in een straal van 500 meter rondom de adressen:
- [adres 1] [postcode 1] te [plaatsnaam 2] en
- [adres 2] , [postcode 2] te [plaatsnaam 3] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 (veertien) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden, waarbij toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
beveelt, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genoemd voorwerp, te weten: 2955 EUR IBN: 24-09-2023 (omschrijving: PL1500-2023279900-G3021581);
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 2 januari 2023, gewezen onder parketnummer 96/214255-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één week;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 27 januari 2021, gewezen onder parketnummer 09/014551-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
mr. J. Barensen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2024.