3.5.Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2: zaak 2, [adres 1] , Reeuwijk
De inbraak
Uit de aangifte van de inbraak leidt de rechtbank af dat de inbraak in de nacht van 14 op 15 augustus 2018 heeft plaatsgevonden, in ieder geval vóór 03:24 uur ‘s ochtends op 15 augustus begonnen is (het tijdstip waarop via internetbankieren werd getracht de limiet van het rekeningnummer [bankrekening] te verhogen).
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] degene was die op 15 augustus 2018 om 06:08, 06:09 en 06:10 uur aan het pinnen was met de bij rekeningnummer [bankrekening] behorende bankpas. [medeverdachte 1] had vlak na de inbraak dus de beschikking over de gestolen bankpas.
Daarnaast was de telefoon van [medeverdachte 1] die nacht in de buurt van de locatie waar werd ingebroken. De telefoon met het nummer [telefoonnummer] van [medeverdachte 1] , waarvan [medeverdachte 1] zelf heeft erkend dat hij dit gebruikte, maakte op 15 augustus 2018 om 01:54 uur en 03:06 uur verbinding met de KPN zendmast op de Rijksweg A12 Reeuwijk.
Om 03:06 maakte de telefoon van [medeverdachte 1] verbinding met deze zendmast voor de duur van 2178 seconden. Zoals hiervoor overwogen, werd die nacht om 03:24, 03:25, 03:27 en 03:37 uur getracht om de limiet te verhogen van het bij de gestolen bankpas behorende rekeningnummer [bankrekening] , met mobiel internet. Hierbij werd software gebruikt die overeenkomt met de software op de Apple iPhone 5 van [medeverdachte 1] . Ook werd gebruikgemaakt van het KPN-netwerk, dat mede wordt gebruikt door de provider Lebara, die het (prepaid) telefoonnummer van [medeverdachte 1] beschikbaar stelde. Deze overeenkomsten in het online verrichten van handelingen (maken van een dataverbinding), software en provider, ondersteunen het scenario dat het [medeverdachte 1] was die, vlak na de inbraak, met zijn telefoon trachtte de limiet van het rekeningnummer [bankrekening] te verhogen.
Kan de verdachte als medepleger worden aangemerkt?
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] in de nacht van 14 op 15 augustus tussen 20:29 en 01:41 uur meerdere malen contact hebben gehad via de telefoon en sms.
Ook blijkt uit onderzoek dat op 15 augustus 2018 rond 05:21 uur een donkerkleurig voertuig wegreed uit de richting van de [adres 1] . Kort daarna, rond 06:08 uur, is door [medeverdachte 1] gepind met de gestolen bankpas aan de Nieuwe Markt 73 te Gouda. Uit camerabeelden blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] op 15 augustus 2018 rondom de voormelde pintransactie gezamenlijk door de binnenstad van Gouda lopen. Uit Google maps blijkt dat de afstand tussen de [adres 1] en de Nieuwe Markt 73, 6,7 kilometer is. Bij gebruik van de auto wordt hier 18 minuten over gedaan. Op de camerabeelden van een tandartspraktijk aan de Boelekade 141 te Gouda is te zien dat op 15 augustus 2018 om 6:20 uur een donkerkleurige Audi A3 model hatchback voorbijreed in de richting van de Karnemelksloot. In dit beeld past dat de verdachte en [medeverdachte 1] samen wegreden van de inbraak, de Audi A3 ergens hebben geparkeerd, vervolgens naar de pinautomaat toe liepen en daarna weer wegreden met de Audi A3.T
Bovendien heeft ook de verdachte op 16 augustus 2018 tussen 07:42 en 07:43 uur geprobeerd te pinnen met de bij rekeningnummer [bankrekening] behorende gestolen bankpas.
Op grond van het veelvuldige contact tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de uren voorafgaand aan de inbraak, het gebruik van de telefoon van [medeverdachte 1] via een zendmast in de omgeving van de inbraak om de pinlimiet te verhogen, het gebruik van de auto van verdachte, het samen door de binnenstad van Gouda lopen in de vroege ochtend na de inbraak en het gebruik van de gestolen bankpas door beiden, is de rechtbank van oordeel dat bij de inbraak een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , en dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Het onder 2 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 8: zaak 9, [adres 3] , Bennekom
Uit de gegevens van het peilbaken dat is geplaatst op de Audi A3, die op naam stond van de verdachte, is gebleken dat dit voertuig op 30 september 2018 vanaf 4:43 uur heeft stilgestaan op de [adres 7] te Bennekom. Volgens openbare bronnen op het internet betreft de afstand tussen dit adres en de [adres 3] 400 meter (zes minuten lopen).
Uit de camerabeelden van het tankstation Bijleveld te Harmelen blijkt dat de verdachte die nacht degene is geweest die daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de Audi A3.
Voorts werd bij de inbraak in de woning aan de [adres 3] een aantal schoensporen veiliggesteld. Een verbalisant heeft na een vergelijkend schoensporenonderzoek geconcludeerd dat één schoenspoor mogelijk is veroorzaakt, en drie schoensporen zijn veroorzaakt door schoenen die in de ouderlijke woning van de verdachte werden aangetroffen.
Tevens werd in een Volkswagen Caddy die door de verdachte werd gebruikt, een replica Breitling horloge aangetroffen dat bij de inbraak is weggenomen.
Uit deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat de verdachte degene is geweest die op 30 september 2018, omstreeks 4:43 uur, de inbraak in de woning aan de [adres 3] te Bennekom heeft gepleegd. De rechtbank acht het onder 8 ten laste gelegde feit dus wettig en overtuigend bewezen.
Van het ten laste gelegde medeplegen zal de verdachte worden vrijgesproken. In het dossier zijn onvoldoende aanwijzingen aanwezig dat ook iemand anders betrokken is geweest bij deze inbraak.
Ten aanzien van feit 7: zaak 8, [adres 2] , Arnhem
De inbraak in de woning aan [adres 2] te Arnhem heeft ook plaatsgevonden in de nacht van 30 september 2018.
Uit de gegevens van het peilbaken is gebleken dat de Audi A3 van de verdachte op 30 september 2018 tussen 2:22 uur en 2:37 uur heeft stilgestaan in de nabijheid van het Lage Erf 4 te Arnhem. Omstreeks 02:37 uur is het voertuig naar de Kemperbergerweg 195 te Arnhem gereden, waarna het voertuig daar ongeveer 55 minuten heeft stilgestaan. Daarna is het voertuig naar de Strolaan gereden en heeft het ongeveer 23 minuten stilgestaan, wederom in de nabijheid van de Kemperbergerweg. Vervolgens is het voertuig om 4:23 uur weggereden vanaf de Kemperbergerweg. Voornoemde adressen bevinden zich in de directe nabijheid van [adres 2] .
Schakelbewijs
Volgens vaste jurisprudentie is het toegelaten om, voor het bewijs van een ten laste gelegd feit, aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakelbewijs) te gebruiken. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van de verdachte (‘modus operandi’). Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen de feiten hebben plaatsgevonden, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, het handelen van de verdachte en de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Daarbij kan het bewijs in verschillende zaken over en weer redengevend worden geacht, zelfs als een feit afzonderlijk – dus los van de schakelbewijsconstructie – niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gang van zaken rondom de inbraak in de woning aan de [adres 3] op essentiële punten overeenkomt met de inbraak aan [adres 2] . Beide inbraken zijn in de nacht van 30 september 2018 gepleegd. Bij beide woningen werd het keukenraam geforceerd, waarna via het geforceerde raam de woning werd ingeklommen. De auto van de verdachte bevond zich ten tijde van de twee inbraken telkens in de directe omgeving van de inbraken. De verdachte heeft voor die aanwezigheid geen aannemelijke verklaring gegeven.
De twee inbraken zijn daarom op een soortgelijke wijze begaan en het bewijs ten aanzien van de inbraak in de [adres 3] ondersteunt het bewijs ten aanzien van de inbraak in [adres 2] . Deze twee inbraken vormen een voldoende basis voor een schakelbewijsconstructie.
De rechtbank acht daarom het onder 7 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Van het ten laste gelegde medeplegen zal de verdachte worden vrijgesproken. In het dossier zijn onvoldoende aanwijzingen aanwezig dat ook iemand anders betrokken is geweest bij deze inbraak.
Ten aanzien van feit 10: zaak 11, [adres 4] , Rheden
Uit de gegevens van het peilbaken dat is geplaatst op de Audi A3, die op naam stond van [de verdachte] , is gebleken dat voornoemd voertuig op 23 oktober 2018 tussen 2:25 uur en 4:29 uur stil heeft gestaan in de nabijheid van de Pinkelseweg 3 te Rheden (hierna: de Pinkelseweg 3). Volgens openbare bronnen op het internet betreft de afstand tussen de [adres 4] en de Pinkelseweg 3 slechts 350 meter (vijf minuten lopen).
Uit de camerabeelden van het tankstation Esso Buunderkamp te Ede, gelegen aan de A12 in de richting van Rheden (hierna: Esso Buunderkamp), en het tankstation Total Oudenhorst te Woudenberg, gelegen aan de A12 in de richting van Gouda (hierna: Total Oudenhorst) blijkt dat [de verdachte] die nacht degene is geweest die daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de Audi A3.
Voorts werd in de woning van [de verdachte] een zegelring aangetroffen die bij de inbraak is weggenomen.
Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat [de verdachte] degene is geweest die op 23 oktober 2018 tussen 2:25 uur en 4:29 uur de inbraak in de woning aan de [adres 4] te Rheden heeft gepleegd. Aanknopingspunten dat de inbraak mogelijk op een ander moment heeft plaatsgevonden, zijn niet in het dossier aanwezig. De verweren van de verdediging hieromtrent worden verworpen.
Is er sprake van medeplegen?
In de avond van 22 oktober 2018 hebben [de verdachte] en [medeverdachte 3] telefonisch contact met elkaar gehad, waarna [de verdachte] [medeverdachte 3] rond middernacht heeft opgehaald in Gouda.
[medeverdachte 3] is vervolgens met [de verdachte] in de Audi A3 vanuit Gouda naar Rheden gereisd. Dat blijkt onder meer uit de camerabeelden van Esso Buunderkamp, waarop [medeverdachte 3] samen met [de verdachte] te zien is. Later in de nacht is [medeverdachte 3] met [de verdachte] teruggereisd vanuit Rheden naar Gouda. De rechtbank verwijst daarbij naar de camerabeelden van Total Oudenhorst, waarop zij wederom samen te zien zijn.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat [medeverdachte 3] niet samen met [de verdachte] in Rheden aanwezig was, toen de Audi A3 meer dan twee uren heeft stilgestaan op de Pinkelseweg 3 en de inbraak aan de [adres 4] werd gepleegd. De rechtbank acht het voorts niet aannemelijk dat tijdens de lange autorit op zowel de heen- als de terugreis door [de verdachte] of [medeverdachte 3] niet is gesproken over de reden van hun nachtelijke bezoek aan Rheden. Het kan dan ook niet anders dan dat zowel [de verdachte] als [medeverdachte 3] , op zijn minst, op de hoogte moet zijn geweest van de reden van hun bezoek aan Rheden, te weten het plegen van een woninginbraak.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt tevens dat [medeverdachte 3] de dag na de inbraak contact en overleg met [de verdachte] heeft gehad over de (verdeling van de) buit van de inbraak.
Zij hebben gesproken over een mogelijk bezoek aan een juwelier in Rotterdam, terwijl de nacht daarvoor tijdens de inbraak diverse sieraden waren weggenomen. [medeverdachte 3] heeft toen aangegeven dat [de verdachte] alleen kon gaan, omdat hij, [medeverdachte 3] , [de verdachte] vertrouwde. Ook heeft [medeverdachte 3] aangegeven dat hij “dat ding” hier had en hem gewoon omhield. [de verdachte] heeft toen gemeld dat dat geen probleem was.
Later in de avond, nadat [de verdachte] die middag bij een juwelier in Rotterdam is geweest, hebben [de verdachte] en [medeverdachte 3] wederom telefonisch contact met elkaar, waarbij [de verdachte] [medeverdachte 3] wilde ontmoeten.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 3] met [de verdachte] in de nachtelijke uren vanuit Gouda naar Rheden en weer terug naar Gouda is gereisd, [de verdachte] en [medeverdachte 3] tijdens de inbraak op of in de buurt van de plaats delict aanwezig waren, en dat zij beiden wetenschap had van de inbraak en dat [medeverdachte 3] de volgende dag met [de verdachte] overleg heeft gehad over de buit en heeft meegedeeld in de buit. Dat laatste ondersteunt de conclusie dat zij ook elk een rol van betekenis hebben vervuld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er bij de inbraak een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen [de verdachte] en [medeverdachte 3] en dat [de verdachte] als medepleger kan worden aangemerkt.
Het onder 10 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 15, zaak 17, [adres 5] , BenthuizenUit de gegevens van het peilbaken dat is geplaatst op de Audi A3, die op naam stond van [de verdachte] , is gebleken dat voornoemd voertuig op 5 november 2018 tussen 4:09 uur en 4:26 uur stil heeft gestaan in de nabijheid van de Dorpsstraat 18, en tussen 4:40 uur en 4:51 uur, dus ten tijde van de inbraak, stilstond in de nabijheid van de Prins Bernhardstraat 6 te Benthuizen (uit Google Maps blijkt dat dit adres 230 meter verwijderd is van de [adres 5] ).
Uit de camerabeelden van het tankstation Texaco te Bodegraven blijkt dat [de verdachte] die nacht degene is geweest die daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de Audi A3.
Schakelbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gang van zaken rondom deze inbraak op essentiële punten overeenkomt met de reeds hierboven bewezen verklaarde inbraken aan de [adres 3] en [adres 2] . Ook bij deze inbraak werd een raam geforceerd, waarna via het geforceerde raam de woning werd ingeklommen. Voorts bevond de auto van de verdachte zich wederom in de directe omgeving van de inbraak.
Het bewijs ten aanzien van de inbraken in de [adres 3] en [adres 2] ondersteunt daarom het bewijs ten aanzien van deze inbraak in de Dorpstraat 1. Deze drie inbraken vormen voldoende basis voor een schakelbewijsconstructie.
De rechtbank concludeert dus dat [de verdachte] degene is geweest die op 5 november 2018 omstreeks 4:50 uur de inbraak in de woning aan de [adres 5] te Benthuizen (hierna: de [adres 5] ) heeft gepleegd.
Is er sprake van medeplegen?
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat [de verdachte] en [medeverdachte 2] op 4 november 2018 telefonisch contact met elkaar hebben gehad, waarbij zij hebben gesproken over een mogelijke ontmoeting in de avond. Tijdens het gesprek heeft [medeverdachte 2] aan [de verdachte] ook gevraagd of hij een extra paar handschoenen heeft. [de verdachte] antwoordde hierop bevestigend.
Rond middernacht hebben [medeverdachte 2] en [de verdachte] wederom telefonisch contact met elkaar gehad, waaruit afgeleid kan worden dat [de verdachte] toen [medeverdachte 2] heeft opgehaald in Gouda.
Op 5 november 2018 in de avond hebben [medeverdachte 2] en [de verdachte] ook weer telefonisch contact met elkaar. [de verdachte] bedankte [medeverdachte 2] voor “de hand van gisteren”. Anders was het hem niet gelukt.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [de verdachte] samen met [medeverdachte 2] de inbraak in de woning aan de [adres 5] te Benthuizen heeft gepleegd en dat [de verdachte] dan ook als medepleger kan worden aangemerkt. Het vorenstaande wordt ook ondersteund door de voorhanden zijnde zendmastgegevens van de mobiele telefoons van [de verdachte] en [medeverdachte 2] , en de gegevens van het peilbaken op de Audi A3, waaruit blijkt dat de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] die avond de bewegingen van de mobiele telefoon van [de verdachte] en het peilbaken tot in Bodegraven heeft gevolgd.
Het onder 15 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 18: zaak 20, [adres 6] Bosch en Duin)
Kan de inbraak worden bewezen?
Uit de aangifte van de inbraak leidt de rechtbank af dat deze tussen 14 september 2018, omstreeks 16:00 uur en 15 september 2018, omstreeks 8:10 uur, heeft plaatsgevonden. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat [medeverdachte 1] op 15 september 2018 van 3:50 uur tot en met 5:37 uur gebruikmaakte van de zendmast aan de Denneweg 6A te Zeist, op 782 meter afstand van de woning waar is ingebroken.
Uit de camerabeelden van Douglaslaan 21 blijkt dat een voertuig dat lijkt op de Audi A3 van [de verdachte] op 15 september 2018 om 03:53 uur over de Douglaslaan rijdt. Vervolgens lopen om 4:00 uur twee personen langs, en om 05:29 uur weer terug. Het signalement van deze twee personen komt volgens de verbalisant overeen met dat van [medeverdachte 1] en [de verdachte] .
Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank in de vergelijking tussen de camerabeelden van Douglaslaan 21 en de camerabeelden van Stadstoezicht Gouda, voldoende overeenkomsten om te concluderen dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] op 15 september 2018 om 04:00 en 05:29 uur over de Douglaslaan liepen. Deze conclusie wordt ondersteund door de historische verkeersgegevens van [medeverdachte 1] , waaruit blijkt dat hij tijdens de inbraak in de buurt was.
Is er sprake van medeplegen?
Na 5:37 uur maakte [medeverdachte 1] geen gebruik meer van de zendmast aan de Denneweg 6A, maar zijn telefoon straalde om 6:06 uur wel een zendmast aan ter hoogte van Woerden, naast de A12, op 3,74 kilometer voor het ANPR portaal op de Rijksweg A12 Links Hectometer 38.6. Vervolgens verplaatste zijn telefoon zich achtereenvolgens naar Bodegraven en Gouda. Om 6:08 uur werd het voertuig van [de verdachte] gescand door het ANPR portaal op de Rijksweg A12 Links Hectometer 38.6. De afstand tussen het ANPR portaal en de [adres 6] is 35.8 kilometer en bij een normale reisduur wordt hier 29 minuten over gedaan. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] destijds na 5:37 uur samen van de Douglaslaan te Bosch en Duin terugreisden richting Bodegraven en/of Gouda.
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] in de nacht van 14 op 15 september 2018 van 22:09 uur tot 01:01 uur veelvuldig contact gehad via de telefoon en SMS.
Op grond van het veelvuldige contact tussen [medeverdachte 1] en [de verdachte] voorafgaand aan de inbraak, de camerabeelden van Douglaslaan 21, waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] die avond over de Douglaslaan liepen, en de verschillende locatiegegevens, is de rechtbank van oordeel dat bij de inbraak een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen [medeverdachte 1] en [de verdachte] , en dat [de verdachte] dus als medepleger kan worden aangemerkt.
Het onder 18 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 2, 7, 8 10, 15 en 18 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.