ECLI:NL:RBDHA:2024:20545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
09/228285-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken met ernstige overschrijding van de redelijke termijn en gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest

Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan zes woninginbraken in de periode van augustus tot november 2018. De inbraken vonden plaats in verschillende gemeenten, waaronder Reeuwijk, Arnhem, Bennekom, Rheden, Benthuizen en Bosch en Duin. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verdachte als medepleger is aangemerkt in enkele gevallen. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, waarbij hij zich toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 227 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, vanwege de ernstige overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij, die schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/228285-18
Datum uitspraak: 9 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [plaats 1] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18 februari 2019, 13 mei 2019 (alle pro forma) en 25 november 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Herrewijnen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 november 2024 - ten laste gelegd dat:
2
(Zaak 2, [adres 1] , Reeuwijk)
hij op of omstreeks 14 augustus 2018 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tussen 0:21 uur en 5:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich tegen buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een Rabobank-pas, random reader, sieraden (kettingen, armbanden, horloge, ring), een geldbedrag (ongeveer 5195 euro), een tas, drie sloffen sigaretten en/of cadeaubonnen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat en/of die weg te nemen goederen/geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7
(Zaak 8, [adres 2] , Arnhem)
hij op of omstreeks 30 september 2018 te Arnhem, tussen 2:22 uur en 04:23 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een telefoon (I-Phone) en/of een fotocamera (Nikon type D90), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan J.G. de Bruijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8
(Zaak 9, [adres 3] , Bennekom)
hij op of omstreeks 30 september 2018 te Bennekom, gemeente Ede, omstreeks 4:43 uur, in elk geval geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een gouden armbad van bijbelslot, een replica Breitling horloge, een reiswekker en/of een leren damestasje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking inklimming en/of een valse sleutel, door een raam van die woning te forceren en/of door de aldus ontstane opening (met een arm) naar binnen te gaan en met een sleutel tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren dat raam open te maken en/of via dat geopende raam naar binnen te klimmen;
10
(Zaak 11, [adres 4] , Rheden)
hij op of omstreeks 23 oktober 2018 te Rheden, tussen 02:25 uur en 04:29 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), sieraden (waaronder kettingen, dasspelden, armbanden en ringen), tafelzilver, horloges, een gouden tientje van Willem III en/of een geldbedrag (van ongeveer 75 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
15
(Zaak 17, [adres 5] , Benthuizen)
hij op of omstreeks 5 november 2018 te Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn, omstreeks 04:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 5] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), manchetknopen, een dasring, twee handtasjes met daarin een jurk en/of schoenen, twee horloges (merk: Wellington) en/of een Papillon strik (merk: Hermes), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
18
(Zaak 20, [adres 6] Bosch en Duin)
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Bosch en Duin, gemeente Zeist omstreeks 04:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 6] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en) diverse oorringen/stekers, baby oorknopjes, twee zilveren kettingen, meerdere gouden sieraden en/of een horloge (merk: Jacob Jensen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De strafzaak tegen de verdachte is onderdeel van een strafrechtelijk onderzoek genaamd Duif.
Dat onderzoek is in augustus 2018 gestart omdat het vermoeden is ontstaan dat een groep personen uit de regio Gouda zich structureel bezig zou houden met het plegen van woninginbraken door het hele land.
Na uitgebreid onderzoek, waarbij onder andere een baken onder een voertuig is geplaatst, historische verkeersgegevens zijn onderzocht, meerdere mobiele telefoons zijn afgeluisterd, camerabeelden zijn bekeken en vertrouwelijke communicatie werd opgenomen, zijn als verdachten aangemerkt: [de verdachte] (de verdachte, hierna ook: [de verdachte] ), [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Het vermoeden was dat de verdachten in wisselende samenstellingen in de nachtelijke uren met de auto van [de verdachte] van het merk Audi, type A3 (hierna: de Audi A3) op pad gingen en inbraken pleegden in voornamelijk (half)vrijstaande woningen in verschillende plaatsen in Nederland.
De hiervoor genoemde verdachten zijn gelinkt aan vierentwintig (pogingen tot) woninginbraken, gepleegd in de periode van augustus tot en met november 2018. Gelet op het lange tijdsverloop en om proceseconomische redenen worden er nu voor deze verdachte zes incidenten ter beoordeling aan de rechtbank voorgelegd.
De verdachte wordt verweten dat hij zich, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan zes woninginbraken.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2, 7, 8, 10, 15 en 18 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Voor zover nodig zal de rechtbank hieronder ingaan op de verweren van de raadsman.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2: zaak 2, [adres 1] , Reeuwijk
De inbraak
Uit de aangifte van de inbraak leidt de rechtbank af dat de inbraak in de nacht van 14 op 15 augustus 2018 heeft plaatsgevonden, in ieder geval vóór 03:24 uur ‘s ochtends op 15 augustus begonnen is (het tijdstip waarop via internetbankieren werd getracht de limiet van het rekeningnummer [bankrekening] te verhogen).
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] degene was die op 15 augustus 2018 om 06:08, 06:09 en 06:10 uur aan het pinnen was met de bij rekeningnummer [bankrekening] behorende bankpas. [medeverdachte 1] had vlak na de inbraak dus de beschikking over de gestolen bankpas.
Daarnaast was de telefoon van [medeverdachte 1] die nacht in de buurt van de locatie waar werd ingebroken. De telefoon met het nummer [telefoonnummer] van [medeverdachte 1] , waarvan [medeverdachte 1] zelf heeft erkend dat hij dit gebruikte, maakte op 15 augustus 2018 om 01:54 uur en 03:06 uur verbinding met de KPN zendmast op de Rijksweg A12 Reeuwijk.
Om 03:06 maakte de telefoon van [medeverdachte 1] verbinding met deze zendmast voor de duur van 2178 seconden. Zoals hiervoor overwogen, werd die nacht om 03:24, 03:25, 03:27 en 03:37 uur getracht om de limiet te verhogen van het bij de gestolen bankpas behorende rekeningnummer [bankrekening] , met mobiel internet. Hierbij werd software gebruikt die overeenkomt met de software op de Apple iPhone 5 van [medeverdachte 1] . Ook werd gebruikgemaakt van het KPN-netwerk, dat mede wordt gebruikt door de provider Lebara, die het (prepaid) telefoonnummer van [medeverdachte 1] beschikbaar stelde. Deze overeenkomsten in het online verrichten van handelingen (maken van een dataverbinding), software en provider, ondersteunen het scenario dat het [medeverdachte 1] was die, vlak na de inbraak, met zijn telefoon trachtte de limiet van het rekeningnummer [bankrekening] te verhogen.
Kan de verdachte als medepleger worden aangemerkt?
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] in de nacht van 14 op 15 augustus tussen 20:29 en 01:41 uur meerdere malen contact hebben gehad via de telefoon en sms.
Ook blijkt uit onderzoek dat op 15 augustus 2018 rond 05:21 uur een donkerkleurig voertuig wegreed uit de richting van de [adres 1] . Kort daarna, rond 06:08 uur, is door [medeverdachte 1] gepind met de gestolen bankpas aan de Nieuwe Markt 73 te Gouda. Uit camerabeelden blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] op 15 augustus 2018 rondom de voormelde pintransactie gezamenlijk door de binnenstad van Gouda lopen. Uit Google maps blijkt dat de afstand tussen de [adres 1] en de Nieuwe Markt 73, 6,7 kilometer is. Bij gebruik van de auto wordt hier 18 minuten over gedaan. Op de camerabeelden van een tandartspraktijk aan de Boelekade 141 te Gouda is te zien dat op 15 augustus 2018 om 6:20 uur een donkerkleurige Audi A3 model hatchback voorbijreed in de richting van de Karnemelksloot. In dit beeld past dat de verdachte en [medeverdachte 1] samen wegreden van de inbraak, de Audi A3 ergens hebben geparkeerd, vervolgens naar de pinautomaat toe liepen en daarna weer wegreden met de Audi A3.T
Bovendien heeft ook de verdachte op 16 augustus 2018 tussen 07:42 en 07:43 uur geprobeerd te pinnen met de bij rekeningnummer [bankrekening] behorende gestolen bankpas.
Op grond van het veelvuldige contact tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de uren voorafgaand aan de inbraak, het gebruik van de telefoon van [medeverdachte 1] via een zendmast in de omgeving van de inbraak om de pinlimiet te verhogen, het gebruik van de auto van verdachte, het samen door de binnenstad van Gouda lopen in de vroege ochtend na de inbraak en het gebruik van de gestolen bankpas door beiden, is de rechtbank van oordeel dat bij de inbraak een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , en dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Het onder 2 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 8: zaak 9, [adres 3] , Bennekom
Uit de gegevens van het peilbaken dat is geplaatst op de Audi A3, die op naam stond van de verdachte, is gebleken dat dit voertuig op 30 september 2018 vanaf 4:43 uur heeft stilgestaan op de [adres 7] te Bennekom. Volgens openbare bronnen op het internet betreft de afstand tussen dit adres en de [adres 3] 400 meter (zes minuten lopen).
Uit de camerabeelden van het tankstation Bijleveld te Harmelen blijkt dat de verdachte die nacht degene is geweest die daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de Audi A3.
Voorts werd bij de inbraak in de woning aan de [adres 3] een aantal schoensporen veiliggesteld. Een verbalisant heeft na een vergelijkend schoensporenonderzoek geconcludeerd dat één schoenspoor mogelijk is veroorzaakt, en drie schoensporen zijn veroorzaakt door schoenen die in de ouderlijke woning van de verdachte werden aangetroffen.
Tevens werd in een Volkswagen Caddy die door de verdachte werd gebruikt, een replica Breitling horloge aangetroffen dat bij de inbraak is weggenomen.
Uit deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat de verdachte degene is geweest die op 30 september 2018, omstreeks 4:43 uur, de inbraak in de woning aan de [adres 3] te Bennekom heeft gepleegd. De rechtbank acht het onder 8 ten laste gelegde feit dus wettig en overtuigend bewezen.
Van het ten laste gelegde medeplegen zal de verdachte worden vrijgesproken. In het dossier zijn onvoldoende aanwijzingen aanwezig dat ook iemand anders betrokken is geweest bij deze inbraak.
Ten aanzien van feit 7: zaak 8, [adres 2] , Arnhem
De inbraak in de woning aan [adres 2] te Arnhem heeft ook plaatsgevonden in de nacht van 30 september 2018.
Uit de gegevens van het peilbaken is gebleken dat de Audi A3 van de verdachte op 30 september 2018 tussen 2:22 uur en 2:37 uur heeft stilgestaan in de nabijheid van het Lage Erf 4 te Arnhem. Omstreeks 02:37 uur is het voertuig naar de Kemperbergerweg 195 te Arnhem gereden, waarna het voertuig daar ongeveer 55 minuten heeft stilgestaan. Daarna is het voertuig naar de Strolaan gereden en heeft het ongeveer 23 minuten stilgestaan, wederom in de nabijheid van de Kemperbergerweg. Vervolgens is het voertuig om 4:23 uur weggereden vanaf de Kemperbergerweg. Voornoemde adressen bevinden zich in de directe nabijheid van [adres 2] .
Schakelbewijs
Volgens vaste jurisprudentie is het toegelaten om, voor het bewijs van een ten laste gelegd feit, aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakelbewijs) te gebruiken. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van de verdachte (‘modus operandi’). Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen de feiten hebben plaatsgevonden, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, het handelen van de verdachte en de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Daarbij kan het bewijs in verschillende zaken over en weer redengevend worden geacht, zelfs als een feit afzonderlijk – dus los van de schakelbewijsconstructie – niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gang van zaken rondom de inbraak in de woning aan de [adres 3] op essentiële punten overeenkomt met de inbraak aan [adres 2] . Beide inbraken zijn in de nacht van 30 september 2018 gepleegd. Bij beide woningen werd het keukenraam geforceerd, waarna via het geforceerde raam de woning werd ingeklommen. De auto van de verdachte bevond zich ten tijde van de twee inbraken telkens in de directe omgeving van de inbraken. De verdachte heeft voor die aanwezigheid geen aannemelijke verklaring gegeven.
De twee inbraken zijn daarom op een soortgelijke wijze begaan en het bewijs ten aanzien van de inbraak in de [adres 3] ondersteunt het bewijs ten aanzien van de inbraak in [adres 2] . Deze twee inbraken vormen een voldoende basis voor een schakelbewijsconstructie.
De rechtbank acht daarom het onder 7 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Van het ten laste gelegde medeplegen zal de verdachte worden vrijgesproken. In het dossier zijn onvoldoende aanwijzingen aanwezig dat ook iemand anders betrokken is geweest bij deze inbraak.
Ten aanzien van feit 10: zaak 11, [adres 4] , Rheden
Uit de gegevens van het peilbaken dat is geplaatst op de Audi A3, die op naam stond van [de verdachte] , is gebleken dat voornoemd voertuig op 23 oktober 2018 tussen 2:25 uur en 4:29 uur stil heeft gestaan in de nabijheid van de Pinkelseweg 3 te Rheden (hierna: de Pinkelseweg 3). Volgens openbare bronnen op het internet betreft de afstand tussen de [adres 4] en de Pinkelseweg 3 slechts 350 meter (vijf minuten lopen).
Uit de camerabeelden van het tankstation Esso Buunderkamp te Ede, gelegen aan de A12 in de richting van Rheden (hierna: Esso Buunderkamp), en het tankstation Total Oudenhorst te Woudenberg, gelegen aan de A12 in de richting van Gouda (hierna: Total Oudenhorst) blijkt dat [de verdachte] die nacht degene is geweest die daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de Audi A3.
Voorts werd in de woning van [de verdachte] een zegelring aangetroffen die bij de inbraak is weggenomen.
Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat [de verdachte] degene is geweest die op 23 oktober 2018 tussen 2:25 uur en 4:29 uur de inbraak in de woning aan de [adres 4] te Rheden heeft gepleegd. Aanknopingspunten dat de inbraak mogelijk op een ander moment heeft plaatsgevonden, zijn niet in het dossier aanwezig. De verweren van de verdediging hieromtrent worden verworpen.
Is er sprake van medeplegen?
In de avond van 22 oktober 2018 hebben [de verdachte] en [medeverdachte 3] telefonisch contact met elkaar gehad, waarna [de verdachte] [medeverdachte 3] rond middernacht heeft opgehaald in Gouda.
[medeverdachte 3] is vervolgens met [de verdachte] in de Audi A3 vanuit Gouda naar Rheden gereisd. Dat blijkt onder meer uit de camerabeelden van Esso Buunderkamp, waarop [medeverdachte 3] samen met [de verdachte] te zien is. Later in de nacht is [medeverdachte 3] met [de verdachte] teruggereisd vanuit Rheden naar Gouda. De rechtbank verwijst daarbij naar de camerabeelden van Total Oudenhorst, waarop zij wederom samen te zien zijn.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat [medeverdachte 3] niet samen met [de verdachte] in Rheden aanwezig was, toen de Audi A3 meer dan twee uren heeft stilgestaan op de Pinkelseweg 3 en de inbraak aan de [adres 4] werd gepleegd. De rechtbank acht het voorts niet aannemelijk dat tijdens de lange autorit op zowel de heen- als de terugreis door [de verdachte] of [medeverdachte 3] niet is gesproken over de reden van hun nachtelijke bezoek aan Rheden. Het kan dan ook niet anders dan dat zowel [de verdachte] als [medeverdachte 3] , op zijn minst, op de hoogte moet zijn geweest van de reden van hun bezoek aan Rheden, te weten het plegen van een woninginbraak.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt tevens dat [medeverdachte 3] de dag na de inbraak contact en overleg met [de verdachte] heeft gehad over de (verdeling van de) buit van de inbraak.
Zij hebben gesproken over een mogelijk bezoek aan een juwelier in Rotterdam, terwijl de nacht daarvoor tijdens de inbraak diverse sieraden waren weggenomen. [medeverdachte 3] heeft toen aangegeven dat [de verdachte] alleen kon gaan, omdat hij, [medeverdachte 3] , [de verdachte] vertrouwde. Ook heeft [medeverdachte 3] aangegeven dat hij “dat ding” hier had en hem gewoon omhield. [de verdachte] heeft toen gemeld dat dat geen probleem was.
Later in de avond, nadat [de verdachte] die middag bij een juwelier in Rotterdam is geweest, hebben [de verdachte] en [medeverdachte 3] wederom telefonisch contact met elkaar, waarbij [de verdachte] [medeverdachte 3] wilde ontmoeten.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 3] met [de verdachte] in de nachtelijke uren vanuit Gouda naar Rheden en weer terug naar Gouda is gereisd, [de verdachte] en [medeverdachte 3] tijdens de inbraak op of in de buurt van de plaats delict aanwezig waren, en dat zij beiden wetenschap had van de inbraak en dat [medeverdachte 3] de volgende dag met [de verdachte] overleg heeft gehad over de buit en heeft meegedeeld in de buit. Dat laatste ondersteunt de conclusie dat zij ook elk een rol van betekenis hebben vervuld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er bij de inbraak een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen [de verdachte] en [medeverdachte 3] en dat [de verdachte] als medepleger kan worden aangemerkt.
Het onder 10 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 15, zaak 17, [adres 5] , BenthuizenUit de gegevens van het peilbaken dat is geplaatst op de Audi A3, die op naam stond van [de verdachte] , is gebleken dat voornoemd voertuig op 5 november 2018 tussen 4:09 uur en 4:26 uur stil heeft gestaan in de nabijheid van de Dorpsstraat 18, en tussen 4:40 uur en 4:51 uur, dus ten tijde van de inbraak, stilstond in de nabijheid van de Prins Bernhardstraat 6 te Benthuizen (uit Google Maps blijkt dat dit adres 230 meter verwijderd is van de [adres 5] ).
Uit de camerabeelden van het tankstation Texaco te Bodegraven blijkt dat [de verdachte] die nacht degene is geweest die daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de Audi A3.
Schakelbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gang van zaken rondom deze inbraak op essentiële punten overeenkomt met de reeds hierboven bewezen verklaarde inbraken aan de [adres 3] en [adres 2] . Ook bij deze inbraak werd een raam geforceerd, waarna via het geforceerde raam de woning werd ingeklommen. Voorts bevond de auto van de verdachte zich wederom in de directe omgeving van de inbraak.
Het bewijs ten aanzien van de inbraken in de [adres 3] en [adres 2] ondersteunt daarom het bewijs ten aanzien van deze inbraak in de Dorpstraat 1. Deze drie inbraken vormen voldoende basis voor een schakelbewijsconstructie.
De rechtbank concludeert dus dat [de verdachte] degene is geweest die op 5 november 2018 omstreeks 4:50 uur de inbraak in de woning aan de [adres 5] te Benthuizen (hierna: de [adres 5] ) heeft gepleegd.
Is er sprake van medeplegen?
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat [de verdachte] en [medeverdachte 2] op 4 november 2018 telefonisch contact met elkaar hebben gehad, waarbij zij hebben gesproken over een mogelijke ontmoeting in de avond. Tijdens het gesprek heeft [medeverdachte 2] aan [de verdachte] ook gevraagd of hij een extra paar handschoenen heeft. [de verdachte] antwoordde hierop bevestigend.
Rond middernacht hebben [medeverdachte 2] en [de verdachte] wederom telefonisch contact met elkaar gehad, waaruit afgeleid kan worden dat [de verdachte] toen [medeverdachte 2] heeft opgehaald in Gouda.
Op 5 november 2018 in de avond hebben [medeverdachte 2] en [de verdachte] ook weer telefonisch contact met elkaar. [de verdachte] bedankte [medeverdachte 2] voor “de hand van gisteren”. Anders was het hem niet gelukt.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [de verdachte] samen met [medeverdachte 2] de inbraak in de woning aan de [adres 5] te Benthuizen heeft gepleegd en dat [de verdachte] dan ook als medepleger kan worden aangemerkt. Het vorenstaande wordt ook ondersteund door de voorhanden zijnde zendmastgegevens van de mobiele telefoons van [de verdachte] en [medeverdachte 2] , en de gegevens van het peilbaken op de Audi A3, waaruit blijkt dat de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] die avond de bewegingen van de mobiele telefoon van [de verdachte] en het peilbaken tot in Bodegraven heeft gevolgd.
Het onder 15 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 18: zaak 20, [adres 6] Bosch en Duin)
Kan de inbraak worden bewezen?
Uit de aangifte van de inbraak leidt de rechtbank af dat deze tussen 14 september 2018, omstreeks 16:00 uur en 15 september 2018, omstreeks 8:10 uur, heeft plaatsgevonden. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat [medeverdachte 1] op 15 september 2018 van 3:50 uur tot en met 5:37 uur gebruikmaakte van de zendmast aan de Denneweg 6A te Zeist, op 782 meter afstand van de woning waar is ingebroken.
Uit de camerabeelden van Douglaslaan 21 blijkt dat een voertuig dat lijkt op de Audi A3 van [de verdachte] op 15 september 2018 om 03:53 uur over de Douglaslaan rijdt. Vervolgens lopen om 4:00 uur twee personen langs, en om 05:29 uur weer terug. Het signalement van deze twee personen komt volgens de verbalisant overeen met dat van [medeverdachte 1] en [de verdachte] .
Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank in de vergelijking tussen de camerabeelden van Douglaslaan 21 en de camerabeelden van Stadstoezicht Gouda, voldoende overeenkomsten om te concluderen dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] op 15 september 2018 om 04:00 en 05:29 uur over de Douglaslaan liepen. Deze conclusie wordt ondersteund door de historische verkeersgegevens van [medeverdachte 1] , waaruit blijkt dat hij tijdens de inbraak in de buurt was.
Is er sprake van medeplegen?
Na 5:37 uur maakte [medeverdachte 1] geen gebruik meer van de zendmast aan de Denneweg 6A, maar zijn telefoon straalde om 6:06 uur wel een zendmast aan ter hoogte van Woerden, naast de A12, op 3,74 kilometer voor het ANPR portaal op de Rijksweg A12 Links Hectometer 38.6. Vervolgens verplaatste zijn telefoon zich achtereenvolgens naar Bodegraven en Gouda. Om 6:08 uur werd het voertuig van [de verdachte] gescand door het ANPR portaal op de Rijksweg A12 Links Hectometer 38.6. De afstand tussen het ANPR portaal en de [adres 6] is 35.8 kilometer en bij een normale reisduur wordt hier 29 minuten over gedaan. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] destijds na 5:37 uur samen van de Douglaslaan te Bosch en Duin terugreisden richting Bodegraven en/of Gouda.
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] in de nacht van 14 op 15 september 2018 van 22:09 uur tot 01:01 uur veelvuldig contact gehad via de telefoon en SMS.
Op grond van het veelvuldige contact tussen [medeverdachte 1] en [de verdachte] voorafgaand aan de inbraak, de camerabeelden van Douglaslaan 21, waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] en [de verdachte] die avond over de Douglaslaan liepen, en de verschillende locatiegegevens, is de rechtbank van oordeel dat bij de inbraak een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen [medeverdachte 1] en [de verdachte] , en dat [de verdachte] dus als medepleger kan worden aangemerkt.
Het onder 18 ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 2, 7, 8 10, 15 en 18 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij omstreeks 14 augustus 2018 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning gelegen aan de [adres 1] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden een Rabobank-pas, random reader, sieraden (kettingen, armbanden, horloge, ring), een geldbedrag (ongeveer 5195 euro), een tas, drie sloffen sigaretten en cadeaubonnen,
diegeheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader
toebehoorden, te weten aan [naam 4] , [naam 5] en/of [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
7
hij op 30 september 2018 te Arnhem, tussen 2:22 uur en 04:23 uur, in een woning gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een telefoon,
iPhone, en een fotocamera, Nikon type D90,
dieaan een ander dan aan verdachte
toebehoorden, te weten aan J.G. de Bruijn, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
8
hij op 30 september 2018 te Bennekom, gemeente Ede, omstreeks 4:43 uur, , in een woning gelegen aan de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een gouden
armbandvan bijbelslot, een replica Breitling horloge, een reiswekker en een leren damestasje,
dieaan een ander dan aan verdachte
toebehoorden, te weten aan [naam 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
eninklimmingen een valse sleutel, door een raam van die woning te forceren en door de aldus ontstane opening met een arm naar binnen te gaan en met een sleutel tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was dat raam open te maken en via dat geopende raam naar binnen te klimmen;
10
hij op 23 oktober 2018 te Rheden, tussen 02:25 uur en 04:29 uur, tezamen en in vereniging met een ander in een woning gelegen aan de [adres 4] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, sieraden, waaronder kettingen, dasspelden, armbanden en ringen, tafelzilver, horloges, een gouden tientje van Willem III en een geldbedrag van 75 euro,
dieaan een ander dan aan verdachte en zijn mededader
toebehoorden, te weten aan [naam 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
15
hij op 5 november 2018 te Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn, omstreeks 04:50 uur, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning gelegen aan de [adres 5] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, manchetknopen, een dasring, twee handtasjes, twee horloges, merk: Wellington en een Papillon strik, merk: Hermes,
dieaan een ander dan aan verdachte en zijn mededader
toebehoorden, te weten aan [naam 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
18
hij op 15 september 2018 te Bosch en Duin, gemeente Zeist omstreeks 04:00 uur, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning gelegen aan de [adres 6] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden diverse oorringen/stekers, baby oorknopjes, twee zilveren kettingen, meerdere gouden sieraden en een horloge (merk: Jacob Jensen),
diegeheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader
toebehoorden, te weten aan [naam 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte, mede gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de LOVS-richtlijnen voor dergelijke feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het feit dat de verdachte tijdens zijn schorsing voor een lange periode een enkelband omhad en de forse overschrijding van de redelijke termijn, een straf op te leggen die gelijk is aan zijn voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, deels alleen en deels samen met anderen, schuldig gemaakt aan zes woninginbraken. De handelingen van verdachte en zijn mededaders geven blijk van minachting voor de slachtoffers en hun eigendom. De verdachte en zijn mededaders hebben slechts oog gehad voor hun eigen geldelijk gewin en hebben zich daarbij niets gelegen laten liggen aan de mogelijke gevolgen die hun handelen voor de slachtoffers zouden kunnen hebben.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd onder de psychische gevolgen daarvan te lijden hebben. Bovendien worden door dergelijke feiten de in de samenleving bestaande gevoelens van angst en onveiligheid bevestigd en versterkt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 29 oktober 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij in het verleden eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een aantal reclasseringsrapporten omtrent de verdachte. Gelet op de gedateerdheid hiervan zal de rechtbank hiermee bij de strafoplegging geen rekening houden.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsrapport omtrent de verdachte van 19 september 2024, opgemaakt in een andere strafzaak.
De op te leggen straf
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om bij de strafoplegging rekening te houden met de feiten die in eerste instantie op de dagvaarding van de verdachte hebben gestaan en nu zijn geschrapt. Het staat immers niet vast dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn gaat de rechtbank uit van het navolgende. De verdachte is 13 november 2018 in verzekering gesteld.
De rechtbank zal heden op 9 december 2024 vonnis wijzen. De redelijke termijn is daarom in ernstige mate overschreden. Aan de verdachte is dit niet te wijten. Van bijzondere omstandigheden die een dergelijke overschrijding kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een aanzienlijke matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Gelet op de geconstateerde ernstige overschrijding van de redelijke termijn, acht de rechtbank het thans niet meer opportuun om aan de verdachte een langere gevangenisstraf op te leggen dan de straf die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De op te leggen straf
De rechtbank zal aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 227 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.950,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 950,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,- en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post “Horloge”, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank zal bij vonnis van heden bepalen dat het weggenomen horloge aan de benadeelde partij zal worden teruggegeven. Van enige schade ter zake van het horloge is dan geen sprake meer.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de overige posten, is door of namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 8 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Ten aanzien van de immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer door het bewezenverklaarde feit en dat de benadeelde partij daardoor geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 800,-, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 30 september 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 8 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 800,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2018 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1, 8, 12 en 13 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat de onder 3 tot en met 6, 9 tot en met 11 en 16 tot en met 30 genoemde voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, dat het onder 5 genoemde voorwerp zal worden teruggegeven aan [naam 2] en dat de onder 2, 7, 14, 15, 31 en 32 genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte verzocht.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 8, 12 en 13 genoemde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [naam 2] gelasten van het op de beslaglijst onder 5 genoemde voorwerp.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2, 7, 14, 15, 18, 31 en 32 genoemde voorwerpen.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot de op de beslaglijst onder 3, 4, 6, 9, 10, 11, 16, 17, 19 tot en met 24 en 26 tot en met 30 genoemde voorwerpen geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2, 7, 8, 10, 15 en 18 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feit 2
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd door twee of meer verenigde personen in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van de feit 7
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
ten aanzien van de feit 8
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, inklimming en een valse sleutel
ten aanzien van de feit 10
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd door twee of meer verenigde personen in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
ten aanzien van de feit 15
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd door twee of meer verenigde personen in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
ten aanzien van de feit 18
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd door twee of meer verenigde personen in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
227 (TWEEHONDERDZEVENENTWINTIG) DAGEN
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 800,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2018 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan
[naam 2];
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij
ten aanzien van de immateriële schadede vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 800,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2018 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van
[naam 2];
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 16 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 8, 12 en 13 genoemde voorwerpen, te weten:
1. STK Personenauto
63-SG-LT
(Omschrijving: grijs, merk: Audi A3);
8 1 STK Gereedschap
(Omschrijving: te korten)
12 1 STK Scanner
(Omschrijving: zwart, merk: Tk star)
13 1 STK Sleutel
(Omschrijving: zwart, merk: Audi)
gelast de teruggave aan
[naam 2]van het op de beslaglijst onder 5 genoemde voorwerp, te weten:
5 1 STK Horloge
(Omschrijving: Breitling)
gelast de teruggave aan
de verdachtevan de op de beslaglijst onder 2, 7, 14, 15, 18, 31 en 32 genoemde voorwerpen, te weten:
2 1 STK Bestelauto
[kenteken]
(Omschrijving: Volkswagen Caddy)
7 1 STK Jas
14 2 STK Schoenen
(Omschrijving: wit, merk: Cruijff)
15 2 STK Schoenen
(Omschrijving: zwart, merk: Cruijff)
18 1 STK Ring
(Omschrijving: goudkleur, merk: inscriptie I. Lahrac)
31 11,53 EUR dd ibg 20-11-2018
(omwisselkoers 10 GBP)
32 0,88 EUR dd ibg 20-11-2018
(omwisselkoers 1 USD)
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 3, 4, 6, 9, 10, 11, 16, 17, 19 tot en met 24 en 26 tot en met 30 genoemde voorwerpen, te weten:
3 1 STK Ring
4 1 STK Sieraad
6 2 STK Oorbel
(Omschrijving: aangetroffen in mini)
9 1 STK Horlogeband
10 1 STK Bril
(Omschrijving: bruin, merk: Revex)
11 1 STK Stopwatch
(Omschrijving: Chroomkleur)
16 2 STK Manchetknoop
(Omschrijving: goudkleur)
17 1 STK Horloge
(Omschrijving: Atlantic 17 Jewels)
19 1 STK Horloge
(Omschrijving: Victorinox Army)
20 1 STK Horloge
21 1 STK Horloge
(Omschrijving: Festina Quartz)
22 1 STK Horloge
(Omschrijving: ik q)
23 1 STK Horloge
(Omschrijving: Colleiten Quartz)
24 1 STK Horloge
(Omschrijving: Colleiten Quartz)
26 1 STK Horloge
27 1 STK Horloge
(Omschrijving: kapot)
28 1 STK Muntenverzameling
29 1 STK Hanger
30 1 STK Map
(Omschrijving: Voorschoten).
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.C. Berg, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. A. van Welie, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2024.