3.5.Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1: zaak 1, [adres 2] , Hendrik-Ido-Ambacht
Uit de aangifte van de inbraak leidt de rechtbank af dat de inbraak in de nacht van 4 op 5 augustus 2018 heeft plaatsgevonden, in ieder geval na 23:30 uur ’s avonds (het tijdstip waarop de broer van aangever de woning heeft afgesloten) en vóór 05:45 uur ’s ochtends (het tijdstip waarop de verdachte te Bodegraven trachtte te pinnen met één van de gestolen bankpassen). De verdachte heeft op een eerdere zitting van deze rechtbank erkend dat hij degene was die destijds aan het pinnen was.
De verdediging heeft gesteld dat, hoewel de verdachte inderdaad met de gestolen bankpas poogde te pinnen, hij verder niets met de inbraak te maken heeft. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. De verklaring van de verdachte dat hij in de nacht van 4 op 5 augustus alleen was, onderweg naar huis wat heeft gegeten in Rotterdam en vervolgens trachtte te pinnen in Bodegraven, is onaannemelijk. Allereerst is het onwaarschijnlijk dat de verdachte, alleen, in de vroege ochtend vanuit Rotterdam via Bodegraven naar Gouda zou reizen. Daarnaast maakt de verklaring van de verdachte niet duidelijk waarom hij op het vroege tijdstip van 5:47 uur poogde te pinnen. Gezien de omstandigheden waaronder de verdachte poogde te pinnen, ligt het op zijn weg om enige toelichting te geven bij de verkrijging van de gestolen bankpas en zijn bezigheden in de vroege ochtend van 5 augustus 2018. De verdachte heeft die toelichting niet gegeven.
De rechtbank acht dit feit dan ook bewezen. Van het ten laste gelegde medeplegen zal de verdachte worden vrijgesproken. In het dossier zijn geen aanwijzingen aanwezig dat naast de verdachte een ander bij deze inbraak betrokken is geweest.
Ten aanzien van feit 3: zaak 2, [adres 3] , Reeuwijk
De inbraak
Uit de aangifte van de inbraak (bewijsmiddel 1) leidt de rechtbank af dat de inbraak in de nacht van 14 op 15 augustus 2018 heeft plaatsgevonden, in ieder geval vóór 03:24 uur ‘s ochtends op 15 augustus begonnen is (het tijdstip waarop via internetbankieren werd getracht de limiet van het rekeningnummer [bankrekening] te verhogen.
De verdachte heeft op een eerdere zitting van deze rechtbank erkend dat hij degene was die op 15 augustus 2018 om 06:08, 06:09 en 06:10 uur aan het pinnen was met de bij rekeningnummer [bankrekening] behorende bankpas. De verdachte had vlak na de inbraak dus de beschikking over de gestolen bankpas. Ook over de verkrijging van deze bankpas weigerde de verdachte nader te verklaren.
Daarnaast was de telefoon van de verdachte die nacht in de buurt van de locatie waar werd ingebroken. De telefoon met het nummer [telefoonnummer] , waarvan verdachte heeft erkend dat hij dit gebruikte maakte op 15 augustus 2018 om 01:54 uur en 03:06 uur verbinding met de KPN zendmast op de Rijksweg A12 Reeuwijk.
Om 03:06 maakte de telefoon van de verdachte verbinding met deze zendmast voor de duur van 2178 seconden. Zoals hiervoor overwogen, werd die nacht om 03:24, 03:25, 03:27 en 03:37 uur getracht om de limiet te verhogen van het bij de gestolen bankpas behorende rekeningnummer [bankrekening] , met mobiel internet. Hierbij werd software gebruikt die overeenkomt met de software op de Apple iPhone 5 van de verdachte. Ook werd gebruikgemaakt van het KPN netwerk, dat mede wordt gebruikt door de provider Lebara, die het (prepaid) telefoonnummer van de verdachte beschikbaar stelde. Deze overeenkomsten in het online verrichten van handelingen (maken van een dataverbinding), software en provider, ondersteunen het scenario dat het de verdachte was die, tijdens of vlak na de inbraak, met zijn telefoon trachtte de limiet van het rekeningnummer [bankrekening] te verhogen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de inbraak bewezen.
Kan de verdachte als medepleger worden aangemerkt?
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de nacht van 14 op 15 augustus tussen 20:29 en 01:41 uur meerdere malen contact hebben gehad via de telefoon en sms.
Ook blijkt uit onderzoek dat op 15 augustus 2018 rond 05:21 uur een donkerkleurig voertuig wegreed uit de richting van de [adres 3] . Kort daarna, rond 06:08 uur, is door de verdachte gepind met de gestolen bankpas aan de [adres 6] te [plaats] . Uit camerabeelden blijkt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 15 augustus 2018 rondom de voormelde pintransactie gezamenlijk door de binnenstad van [plaats] lopen . Uit Google maps blijkt dat de afstand tussen de [adres 3] en de [adres 6] , 6,7 kilometer is. Bij gebruik van de auto wordt hier 18 minuten over gedaan .In dit beeld past dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen wegreden van de inbraak, hun auto ergens hebben geparkeerd, en vervolgens naar de pinautomaat toe liepen. Ook is op camerabeelden aan de Boeledijk te [plaats] te zien dat daar op 15 augustus 2018 om 06:20 uur een donkerkleurige Audi A3 model hatchback rijdt.
Bovendien heeft ook medeverdachte [medeverdachte 1] op 16 augustus 2018 tussen 07:42 en 07:43 uur geprobeerd te pinnen met de bij rekeningnummer [bankrekening] behorende gestolen bankpas.
Op grond van het veelvuldige contact tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de uren voorafgaand aan de inbraak, het gebruik van de telefoon van de verdachte via een zendmast in de omgeving van de inbraak, het gebruik van de auto van [medeverdachte 1] , het samen door de binnenstad van [plaats] lopen in de vroege ochtend na de inbraak en het gebruik van de gestolen bankpas door beiden, is de rechtbank van oordeel dat bij de inbraak een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , en dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 6: zaak 3, [adres 4] , Linschoten
Kan de poging tot inbraak worden bewezen?
Uit de aangifte van de poging tot inbraak leidt de rechtbank af dat de poging tot inbraak op 9 september 2018 rond 3:12 uur is gepleegd, door minstens twee personen. Rond die tijd straalde het telefoonnummer van de verdachte aan op de KPN zendmast aan de [adres 7] te Woerden (bewijsmiddel 3), volgens Google maps op ongeveer een kilometer van de inbraaklocatie. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn rond 3:20 uur aangetroffen door de politie, komend vanuit het centrum van Linschoten. Vervolgens zijn zij gevolgd door de politie, en heeft de politie hun identiteit geverifieerd en de auto doorzocht. Bij deze doorzoeking zijn geen inbrekerswerktuigen aangetroffen. Anders dan de raadsvrouw betoogt, geeft dit volgens de rechtbank geen contra-indicatie voor het bewijs van de poging tot inbraak. Een inbrekerswerktuig zou immers ook verstopt kunnen zijn.
De verdachte en medeverdachte konden desgevraagd geen verklaring geven voor hun nachtelijke aanwezigheid in Linschoten. Gezien de omstandigheden waaronder de verdachte is aangetroffen, lag het op zijn weg om enige toelichting te geven bij zijn aanwezigheid in Linschoten om 3:20 uur ’s nachts.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de poging tot inbraak bewezen.
Kan de verdachte als medepleger worden aangemerkt?
De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben op 9 september 2018 tussen 01:10 en 02:01 uur veelvuldig contact gehad via de telefoon en sms .
Volgens de aangifte is de poging tot inbraak door ten minste twee personen uitgevoerd. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn rond 3:20 uur aangetroffen door de politie, in de buurt van de Korte Linschoten Oostzijde te Linschoten. Zij konden desgevraagd geen verklaring geven voor hun nachtelijke aanwezigheid in Linschoten. Ook de locatiegegevens van [medeverdachte 1] ondersteunen de aanwezigheid van [medeverdachte 1] in de nabijheid van de woning waar de poging tot inbraak werd verricht, en vervolgens het terugrijden richting Bodegraven.
Op grond van het veelvuldige contact tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de uren voorafgaand aan de inbraak en het aantreffen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] door de politie vlak na de poging tot inbraak, in de buurt van de woning waar werd getracht in te breken, is de rechtbank van oordeel dat bij de poging tot inbraak een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen de verdachte en [medeverdachte 1] , en dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 8: zaak 20, [adres 5] , Bosch en Duin
Kan de inbraak worden bewezen?
Uit de aangifte van de inbraak leidt de rechtbank af dat deze tussen 14 september 2018, omstreeks 16:00 uur en 15 september 2018, omstreeks 8:10 uur, heeft plaatsgevonden. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de verdachte op 15 september 2018 van 3:50 uur tot en met 5:37 uur gebruikmaakte van de zendmast aan de Denneweg 6A te Zeist, op 782 meter afstand van de woning waar is ingebroken.
Uit de camerabeelden van [adres 8] blijkt dat een voertuig dat lijkt op de Audi A3 van medeverdachte [medeverdachte 1] op 15 september 2018 om 03:53 uur over de Douglaslaan rijdt. Vervolgens lopen om 4:00 uur twee personen langs, en om 05:29 uur weer terug. Het signalement van deze twee personen komt volgens de verbalisant overeen met dat van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .
Anders dan de raadsvrouw, ziet de rechtbank in de vergelijking tussen de camerabeelden van [adres 8] en de camerabeelden van Stadstoezicht [plaats] , voldoende overeenkomsten om te concluderen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 15 september 2018 om 04:00 en 05:29 uur over de Douglaslaan liepenDeze conclusie wordt ondersteund door de historische verkeersgegevens van de verdachte, waaruit blijkt dat hij tijdens de inbraak in de buurt was.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de inbraak bewezen.
Kan de verdachte als medepleger worden aangemerkt?
In de nacht van 14 op 15 september 2018 hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] van 22:09 uur tot 01:01 uur veelvuldig contact gehad via de telefoon en SMS .
Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat op de camerabeelden van [adres 8] een voertuig is gesignaleerd waarvan de uiterlijke kenmerken overeenkomen met de Audi A3 van medeverdachte [medeverdachte 1] . Ook heeft de rechtbank overwogen dat uit de camerabeelden blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] om 04:00 en 05:29 uur over de Douglaslaan liepen.
Het voorgaande wordt ondersteund door locatiegegevens. Na 5:37 uur maakte de verdachte geen gebruik meer van de zendmast aan de Denneweg 6A, maar zijn telefoon straalde om 6:06 uur wel een zendmast aan ter hoogte van Woerden, naast de A12, op 3,74 kilometer voor het ANPR portaal op de Rijksweg A12 Links Hectometer 38.6. Vervolgens verplaatste zijn telefoon zich achtereenvolgens naar Bodegraven en [plaats] . Om 6:08 uur werd het voertuig van medeverdachte [medeverdachte 1] gescand door het ANPR portaal op de Rijksweg A12 Links Hectometer 38.6. De afstand tussen het ANPR portaal en de [adres 5] is 35.8 kilometer en bij een normale reisduur wordt hier 29 minuten over gedaan . Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] destijds na 5:37 uur samen van de Douglaslaan te Bosch en Duin terugreisden richting Bodegraven en/of Gouda.
Op grond van het veelvuldige contact tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] voorafgaand aan de inbraak, de camerabeelden van [adres 8] , waaruit blijkt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] die avond over de Douglaslaan liepen, en de verschillende locatiegegevens, is de rechtbank van oordeel dat bij de inbraak een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , en dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Proceshouding verdachte
Bij haar oordeel betrekt de rechtbank ook het gegeven dat in het dossier diverse en in hoge mate belastende feiten en omstandigheden tegen de verdachte aanwezig zijn, waarvoor hij – noch tijdens verhoren bij de politie, noch ter terechtzitting – een aannemelijke uitleg heeft gegeven.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en voorgaande overwegingen, acht de rechtbank de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.