In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is verleend voor de bouw van een appartementencomplex met 77 woningen. De vergunning is verleend op 20 december 2022, maar eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, wat heeft geleid tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 21 december 2023 behandeld, waarbij de eisers, hun gemachtigde, de gemachtigde van het college en vertegenwoordigers van de vergunninghoudster aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, waardoor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van het bestreden besluit beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Eisers vrezen dat de komst van het appartementencomplex de bedrijfsvoering van een nabijgelegen jachtwerf, [bedrijfsnaam 1], zal belemmeren en dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de nieuwe woningen niet kan worden gegarandeerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de milieuruimte die de jachtwerf nodig heeft voor zijn bestaande bedrijfsvoering wordt gerespecteerd, en dat de geluidbelasting van de jachtwerf niet in strijd is met de randvoorwaarden van het bestemmingsplan.
De rechtbank concludeert dat het college zich terecht heeft gebaseerd op akoestische onderzoeken die aantonen dat de geluidbelasting ter plaatse van het bouwplan aanvaardbaar is. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, omdat de vergunning voldoet aan de relevante wet- en regelgeving en de bestaande bedrijfsvoering van [bedrijfsnaam 1] niet onevenredig wordt geschaad. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 15 februari 2024.