AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling opvolgende asielaanvraag en verzoek om heroverweging van een alleenstaande vrouw uit Guinee
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024, wordt het beroep van eiseres, een alleenstaande vrouw uit Guinee, tegen de afwijzing van haar opvolgende asielaanvraag en verzoek om heroverweging beoordeeld. Eiseres had eerder asiel aangevraagd, maar haar aanvragen werden afgewezen. De minister van Asiel en Migratie had haar opvolgende aanvraag en verzoek om heroverweging op 17 mei 2024 afgewezen, met een inreisverbod van twee jaar. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende gemotiveerd heeft dat de verklaringen van eiseres over haar huidige status als alleenstaande vrouw en de dreiging van herbesnijdenis niet geloofwaardig zijn. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het gericht is tegen de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag, maar laat de afwijzing van het verzoek om heroverweging in stand. De rechtbank draagt de minister op om binnen 12 weken opnieuw te beslissen over de opvolgende asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet als alleenstaande vrouw kan worden beschouwd en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de geloofwaardig geachte verklaringen over huiselijk geweld en de psychische problemen van eiseres. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiseres.
Voetnoten
1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Rb. Den Haag (zp. Dordrecht) 24 november 2020, zaaknummer NL20.18810 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Zwolle) 26 november 2021, zaaknummer NL21.13975 (niet gepubliceerd) en ABRvS 16 december 2021, zaaknummer 202107561/2/V3.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 23 juni 2023, zaaknummer NL23.5110 (niet gepubliceerd) en ABRvS 5 februari 2024, zaaknummer 202304651/1/V2.
5.Eiseres verwijst naar HvJEU 11 juni 2024, ECLI:EU:C:2024:487, K, L tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, HvJEU 16 januari 2024, ECLI:EU:C:2024:47, WS tegen Bulgarije en artikel 61 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul).
6.Eiseres wijst hiertoe op een rapport van de Commissie Intercollegiale Toetsing over haar toenmalige gemachtigde, waarover zij op zitting heeft toegelicht dat het haar niet vrij staat dit stuk in te brengen.
7.De minister verwijst naar Werkinstructie 2016/4 ‘Forensisch medisch onderzoek naar steunbewijs (FMO)’.
8.Wanneer de verklaringen tijdens het gehoor opvolgende aanvraag worden afgezet tegen de verklaringen afgelegd tijdens het nader gehoor in de vorige asielprocedure.
9.Idem.
10.ECLI:RVS:NL:2021:1430, ECLI:RVS:NL:2021:1431 en ECLI:RVS:NL:2021:1432. Zie ook de Informatieberichten 2018/46 en 2024/42.
12.Eiseres verwijst naar het Verdrag van Istanbul en HvJEU 16 januari 2024, ECLI:EU:C:2024:47, WS tegen Bulgarije.