ECLI:NL:RBDHA:2024:20447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
23_5519 en 23_5520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke belastingzaken met wegingsfactor 0,25

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024, met zaaknummers SGR 23/5519 en SGR 23/5520, is de rechtbank geconfronteerd met een beroep van eiseres tegen de toekenning van een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dwangbevelen die waren opgelegd ter zake van aanslagen lokale heffingen. De rechtbank had eerder de bezwaren tegen de kosten gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend, waarbij een wegingsfactor van 0,25 was toegepast. Eiseres was het niet eens met deze wegingsfactor en stelde dat een hogere factor gerechtvaardigd was.

Tijdens de zitting op 25 oktober 2024, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, werd de zaak besproken. De rechtbank oordeelde dat de toegepaste wegingsfactor van 0,25 terecht was, gezien de eenvoud van de zaak en de geringe inspanning die van de gemachtigde werd vereist. De rechtbank merkte op dat de argumenten van eiseres onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen bewijs was geleverd voor haar stelling dat de dwangbevelen onderdeel uitmaakten van een verdienmodel van de gemeente.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen ongegrond en gaf geen aanleiding voor een hogere proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 23/5519 en SGR 23/5520

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaken tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: A.F. van Hecke),
en

de invorderingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

Procesverloop

Aan eiseres zijn dwangbevelen opgelegd ter zake van aanslagen met aanslagnummers 1232355206 (dwangbevel 1) en 1240860044 (dwangbevel 2). Daarbij zijn kosten in rekening gebracht (de kosten).
De bezwaren tegen de kosten zijn gegrond verklaard. Bij beide uitspraken op bezwaar is een proceskostenvergoeding toegekend waarbij wegingsfactor 0,25 is toegepast.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het beroep dat betrekking heeft op dwangbevel 1 is door de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SGR 23/5520; het beroep dat betrekking heeft op dwangbevel 2 is door de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SGR 23/5519.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2024.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en [naam 2].

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft ter zake van een aantal aanslagen lokale heffingen verzocht om kwijtschelding. Op deze verzoeken was ten tijde van de oplegging van de dwangbevelen nog niet beslist.
2. In de –in zoverre gelijkluidende– uitspraken op bezwaar is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

Uw argumenten
In uw bezwaarschrift tegen de kosten geeft u aan dat de aanvraag kwijtschelding nog in behandeling is.

Overweging

Het klopt inderdaad dat wij een beroepschrift kwijtschelding hebben ontvangen op 1-12-2022.
Ik heb uw bezwaar opnieuw beoordeeld en het blijkt dat uw aanvraag kwijtschelding nog in behandeling is.
Gezien het door u gestelde ben ik van mening dat de opgelegde aanmaningskosten dienen te komen vervallen.

Besluit

Ik verklaar uw beroep gegrond. De dwangbevelkosten zijn komen te vervallen.
(…)
Kosten rechtsbijstand: De vergoeding voor de rechtsbijstand is berekend volgens het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarbij is uitgegaan van 1 punt met wegingsfactor 0,25 “zeer licht” omdat het bezwaar heel eenvoudig van aard is. (…)”
Geschil
3. In geschil is of bij de toekenning van een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase terecht is uitgegaan van wegingsfactor 0,25.
4. Eiseres stelt dat van een hogere wegingsfactor dient te worden uitgegaan.
5. Verweerder stelt dat terecht van wegingsfactor 0,25 is uitgegaan.
Beoordeling van het geschil
6. Voor zover eiseres stelt dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht heeft overgelegd, volgt de rechtbank haar daarin niet. Eiseres heeft onvoldoende geconcretiseerd welke op de zaak betrekking hebbende stukken nog zouden ontbreken.
7. Voor wegingsfactor 0,25 kan aanleiding bestaan in zaken met een zeer gering belang en met een zeer eenvoudig te beslechten geschil. [1] Het gaat dan om zaken die slechts een geringe inspanning van de rechtsbijstandverlener behoeven.
8. Naar het oordeel van de rechtbank wordt in onderhavige zaken aan de voorwaarden voor toepassing van wegingsfactor 0,25 gedaan. De inspanning van de gemachtigde heeft zich in de bezwaarfase kunnen beperken tot vermelding van de nog openstaande kwijtscheldingsverzoeken. Dit betreft een eenvoudige werkzaamheid van korte duur. Dat de gemachtigde in deze zaken een veelheid aan andere geschillen heeft betrokken en een context heeft geschetst die meerdere decennia teruggaat, was voor de afwikkeling van de bezwaren tegen de dwangbevelen 1 en 2 niet noodzakelijk. Voor haar stelling dat de oplegging van de dwangbevelen niet het gevolg is van een misslag, maar onderdeel vormt van een verdienmodel van de gemeente, is door eiseres geen enkel bewijs geleverd.
9. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding om uit te gaan van een hogere wegingsfactor dan 0,25 en dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Zie Richtsnoer proceskostenvergoeding belastingkamers gerechsthoven 2024, als bijlage opgenomen bij de uitspraak van gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2158.