ECLI:NL:RBDHA:2024:20425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
NL24.45477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet 2000 en de beoordeling van individuele omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiseres, die in beroep is gegaan tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie. Het bestreden besluit, genomen op 28 oktober 2024, hield in dat aan eiseres een vrijheidsontnemende maatregel werd opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft aangevoerd dat de maatregel onterecht is opgelegd en dat haar individuele omstandigheden niet zijn meegewogen. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen hun standpunten hebben ingediend.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd kan zijn indien de toepassing ervan niet in strijd is met de Vreemdelingenwet en de belangen van de betrokkenen. Eiseres heeft gesteld dat haar kwetsbaarheid en de risico's van detentie niet zijn meegewogen, en dat er sprake is van schending van haar rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar waren en dat de stress die eiseres ervaart niet leidt tot de noodzaak van een lichter middel.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de communicatie met de tolk en de omstandigheden in het detentiecentrum beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de communicatie met de tolk niet effectief was en dat de omstandigheden in het detentiecentrum niet relevant zijn voor deze procedure. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de beslissing dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45477

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2024 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiseres heeft op 25 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hier op 28 november 2024 op gereageerd. De rechtbank heeft op 29 november 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel heeft opgelegd. Daarnaast zijn haar individuele feiten en omstandigheden in strijd met artikel 5 en artikel 8 van het EVRM. [1] niet in de besluitvorming meegenomen. Eiseres is kwetsbaar en detentie kan leiden tot ernstige psychische schade. Dit is in strijd met het Istanbulprotocol en artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft ook ten onrechte gebruik gemaakt van een tolk Frans. Eiseres heeft grote moeite gehad met het begrijpen van deze tolk. Volgens eiseres heeft verweerder de informatieplicht geschonden. Verder zijn er structurele tekortkomingen in de grensprocedure als gevolg van de hoge druk op de bewaringscapaciteit.
3.1.
Verder verzoekt eiseres om ook het asiel- terugkeerbesluit te betrekken bij toetsing van de bewaringsmaatregel. Daarover voert eiseres – kort samengevat - aan dat zij vreest voor uithuwelijking en genitale verminking. Daarnaast heeft eiseres niet tijdig rechtsbijstand ontvangen voorafgaand aan de gehoren en is het besluit in strijd met het beginsel van non-refoulement. Ook is de aanvraag van eiseres ten onrechte afgedaan als kennelijk ongegrond.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De stress die eiseres ervaart, maakt niet dat verweerder een lichter middel moet opleggen en daarmee het grensbewakingsbelang moet prijsgeven. Eiseres kan zich wenden tot de medische dienst in het detentiecentrum en niet is gesteld of gebleken dat de stress die eiseres ervaart dusdanig ernstig is dat zij niet meer detentie kan verblijven. In de stelling dat eiseres kwetsbaar is, heeft verweerder evenmin aanleiding hoeven zien een lichter middel op te leggen. Verder oordeelt de rechtbank dat uit paragraaf C1/2.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt dat verweerder gedurende de behandeling van het asielverzoek in de grensprocedure voortdurend dient af te wegen of het asielverzoek zich nog steeds leent voor afdoening in de grensprocedure. Niet is gebleken dat verweerder deze afweging niet maakt. Van strijd met het EVRM of het Istanbulprotocol is dan ook niet gebleken.
6. Ten aanzien van hetgeen is aangevoerd over de tolk Frans, stelt de rechtbank vast dat op bladzijde 3 van de beschikking van 28 oktober 2024 staat dat de strekking en inhoud van het besluit aan eiseres is medegedeeld en dat eiseres dit begreep. Ook uit het proces-verbaal van gehoor en het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel blijkt niet dat eiseres de tolk Frans niet begreep. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de communicatie niet effectief was of dat eiseres onvoldoende is geïnformeerd.
7. Over de omstandigheden in het detentiecentrum overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank kan zich voorstellen dat mogelijk sprake is van verslechterde omstandigheden in het detentiecentrum op Schiphol door het plotselinge verblijf van een groot aantal vreemdelingen daar. De rechtbank kan echter niet oordelen over de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan het regime binnen het detentiecentrum waar eiseres in bewaring is gesteld. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter staat hier namelijk een andere rechtsgang voor open.
8. Daarnaast kunnen de gronden die zich richten tegen het asielbesluit en het daarmee gepaard gaande terugkeerbesluit niet in deze procedure aan de orde komen. De rechtbank wijst in dat verband op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 22 december 2021. [2]
9. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2021. ECLI:NL:RVS:2021:2870.