ECLI:NL:RBDHA:2024:20424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
NL24.45474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan de eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die in het bezit was van legitieme identiteitsdocumenten en op doorreis was naar Nicaragua, stelde dat de maatregel onterecht was opgelegd en dat er alternatieven beschikbaar waren die minder ingrijpend waren. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de psychische druk die hij ervaart en de communicatieproblemen met de tolk, zorgvuldig overwogen.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De rechtbank concludeerde dat de psychische druk die de eiser ervaart niet voldoende was om de maatregel onrechtmatig te verklaren. Ook de argumenten over de identiteitsdocumenten en de tolk werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank wees erop dat de eiser niet aan de voorwaarden voor toegang tot Nederland voldeed en dat de communicatie met de tolk effectief was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J. R. Froma, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45474

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2024 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op25 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hier op 28 november 2024 op gereageerd. De rechtbank heeft op 29 november 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Volgens eiser was er geen noodzaak voor grensdetentie omdat eiser legitieme identiteitsdocumenten heeft overgelegd. Ook heeft verweerder alternatieven niet onderzocht. Verder verbiedt het Vluchtelingenverdrag sancties of beperkende maatregelen tegen asielzoekers vanwege een onregelmatige binnenkomst. Ook leidt de detentie tot onnodige psychische druk. Verder klopt het niet dat eiser niet over de juiste documenten beschikte, want hij was op doorreis naar Nicaragua en daar geldt geen visum voor. Daarbij beschikte eiser over voldoende financiële middelen, te weten 2150 euro. Daarnaast maakte verweerder gebruik van een tolk Frans en heeft eiser te kennen gegeven deze tolk niet te begrijpen. Het gebrek aan effectieve communicatie maakt de maatregel onrechtmatig.
3.1.
Verder verzoekt eiser om ook het terugkeerbesluit te betrekken bij toetsing van de bewaringsmaatregel. Daarover voert eiser aan dat hij geen feitelijke of sociale binding heeft met Senegal en dat Senegal geen land van herkomst is in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De psychische druk die eiser ervaart, maakt niet dat verweerder een lichter middel moet opleggen en daarmee het grensbewakingsbelang moet prijsgeven. Eiser kan zich wenden tot de medische dienst in het detentiecentrum en niet is gesteld of gebleken dat de druk die eiser ervaart dusdanig ernstig is dat hij niet meer detentie kan verblijven.
6. Ook in het overleggen van identiteitsdocumenten heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een lichter middel op te leggen. Verweerder moet een redelijke termijn worden gegund om onderzoek te verrichten naar het asielverzoek van de vreemdeling en naar de vraag of dit verzoek zich leent voor afdoening in de grensprocedure. Daarbij wordt de beslissing hierover in beginsel genomen na het nader gehoor, omdat dan alle relevante feiten bekend zijn. Daarnaast kan verweerder bijvoorbeeld onderzoek verrichten naar door de vreemdeling aangeleverde documenten, of er sprake is van een mogelijke Dublinclaim of naar andere omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de inwilligbaarheid van de asielaanvraag. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder in dit geval een dergelijk onderzoek niet mocht verrichten en van strijd met het Vluchtelingenverdrag is geen sprake.
7. Dat eiser geld op zak had en – naar eigen zeggen - op doorreis was naar Nicaragua maakt het oordeel niet anders. Eiser wilde immers toegang tot Nederland en niet is gebleken dat hij aan de voorwaarden voor toegang voldoet. Ten aanzien van hetgeen is aangevoerd over de tolk Frans, stelt de rechtbank vast dat op bladzijde 3 van de beschikking van 28 oktober 2024 staat dat de strekking en inhoud van het besluit aan eiser is medegedeeld en dat eiser dit begreep. Ook uit de overige stukken blijkt niet dat eiser de tolk Frans niet begreep. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de communicatie niet effectief was.
8. Verder kunnen de gronden die zich richten tegen het asielbesluit en het daarmee gepaard gaande terugkeerbesluit niet in deze procedure aan de orde komen. De rechtbank wijst in dat verband op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 22 december 2021. [1]
9. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J. R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2021. ECLI:NL:RVS:2021:2870.