ECLI:NL:RBDHA:2024:20420
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een vreemdeling in het kader van asielaanvraag en de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die een asielaanvraag heeft ingediend. Eiser, met V-nummer [v-nummer], heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij hem op 10 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft aangevoerd dat hij te lang in de lounge heeft verbleven voordat hij naar het detentiecentrum werd overgebracht. De rechtbank heeft de processtukken en de argumenten van beide partijen in overweging genomen.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is opgelegd, omdat eiser zich op 9 november 2024 heeft gemeld bij de doorlaatpost en de maatregel niet in strijd is met de Vreemdelingenwet. De rechtbank stelt vast dat eiser niet door enig handelen van de verweerder in de lounge verbleef en dat de maatregel in het kader van het grensbewakingsbelang is opgelegd. De rechtbank wijst erop dat de hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat asielaanvragen aan de buitengrens in beginsel mogen worden beoordeeld in de grensprocedure, en dat verweerder voldoende tijd heeft om een beslissing te nemen op het asielverzoek van eiser.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.