In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2024, in de zaak SGR 22/6353, staat de weigering van een omgevingsvergunning centraal. Eiser had een vergunning aangevraagd voor de verbouwing van een bestaand gebouw tot woonruimte aan de [adres 1] in [plaatsnaam]. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag geweigerd, omdat het gebouw volgens hen als bijgebouw moet worden aangemerkt en niet voldoet aan de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college handhaafde het primaire besluit. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 13 september 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een derde persoon. De rechtbank oordeelt dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht is, omdat het gebouw niet als hoofdgebouw kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de planregels die van toepassing zijn op de locatie. De rechtbank concludeert dat de aanvraag niet voldoet aan de eisen van het bestemmingsplan en dat de omgevingsvergunning terecht is geweigerd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat het gebouw als hoofdgebouw moet worden aangemerkt, en de rechtbank wijst ook de argumenten van eiser over overgangsrecht en impliciete vrijstelling af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.