ECLI:NL:RBDHA:2024:20368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
C/09/657855 / FA RK 23-8856
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vervangende toestemming erkenning van de biologische vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2024 een beschikking gegeven inzake de erkenning van een minderjarige. De man, die de biologische vader is van de minderjarige, heeft verzocht om de erkenning door de erkenner te vernietigen en om vervangende toestemming te verlenen voor zijn eigen erkenning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker is van de minderjarige en dat de erkenning door de erkenner niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft de erkenning door de erkenner vernietigd en de man toestemming verleend om de minderjarige te erkennen, onder de voorwaarde dat de vernietiging onherroepelijk is. Daarnaast is er een informatieregeling vastgesteld waarbij de moeder de man maandelijks op de hoogte moet houden van het welzijn van de minderjarige. De rechtbank heeft ook een begeleide omgangsregeling voorgesteld om de omgang tussen de man en de minderjarige op te bouwen. De bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigde, heeft het verzoek van de man ondersteund. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8856
Zaaknummer: C/09/657855
Datum beschikking: 29 november 2024
Aantal fotokopieën per beschikking
4 bij 1 advocaat
6 bij 2 advocaat
1 extra bij:
- last aan de Raad voor Rechtbijstand tot toevoeging advocaat ex 817 Rv
- Ipr zaak
- uitgebracht of uit te brengen rapport Raad voor de Kinderbescherming– gezagswijziging ten behoeve van het gezagsregister
- Kostenveroordeling ex art. 243 rv
2 extra bij:
- Benoeming van elke deskundige
Vernietiging erkenning, vervangende toestemming erkenning, omgang en informatie- en consultatieverplichting
Beschikkingop het op 9 november 2023 bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant ingekomen verzoekschrift van:

[de man] ,

verzoeker, hierna ook: de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S.A.E. van Poppel te Rotterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: eerst mr. L. Lok, nu mr. H.S. Franken te ’s-Gravenhage,

[de erkenner] ,

de erkenner, hierna ook: [de erkenner] ,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
advocaat: eerst mr. J.M. Bekooij, nu zonder advocaat,
en

[de minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2022 te [geboorteplaats] .

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. I. Aardoom-Fuchs,
advocaat te Gouda,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 14 december 2023, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 21 december 2023 van de zijde van de man;
  • het verslag van de bijzondere curator van 6 februari 2024;
  • het op 11 maart 2024 ingekomen verweerschrift zijdens de moeder, met bijlagen;
  • de brief van 11 maart 2024 van de zijde van de man;
  • het op 14 maart 2024 ingekomen verweerschrift van de zijde van [de erkenner] , met bijlagen;
  • het op 15 oktober 2024 ingekomen aanvullend verweerschrift zijdens de moeder.
Op 1 november 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming;
  • de bijzondere curator.
[de erkenner] was opgeroepen voor de zitting, maar kon niet aanwezig zijn.

Feiten

  • De moeder en de man hebben geen (affectieve) relatie met elkaar gehad.
  • Op [geboortedag 1] 2022 is de minderjarige [de minderjarige] geboren.
  • [de minderjarige] is blijkens de latere vermelding betreffende erkenning op 21 juni 2023 erkend door [de erkenner] .
  • De moeder heeft van rechtswege het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
  • De man, de moeder, [de erkenner] en [de minderjarige] hebben allen de Nederlandse nationaliteit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 10 januari 2024 is mr. I. Aardoom-Fuchs voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde [de minderjarige] ingevolge artikel 1:212 BW te vertegenwoordigen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man luidt:
te bepalen dat de erkenning door [de erkenner] wordt vernietigd;
primair vervangende toestemming te verlenen aan de man om [de minderjarige] te erkennen;
subsidiair middels gerechtelijke vaststelling het vaderschap van de man te bepalen;
een omgangsregeling te bepalen waarbij [de minderjarige] één keer in de twee weken van vrijdag aan het einde van de middag tot zondag einde van de middag bij de man zal verblijven;
te bepalen dat ieder van de ouders één kerstdag heeft en dat [de minderjarige] op Moederdag bij de moeder verblijft en op Vaderdag bij de man, en dat de overige feestdagen conform de zorgverdeling plaatsvinden;
te bepalen dat de zomervakantie bij helfte wordt verdeeld, waarbij [de minderjarige] drie weken aaneengesloten bij de moeder verblijft en drie weken aaneensluitend bij de man, doch met een passende opbouwregeling en zolang [de minderjarige] niet naar school gaat te bepalen dat de drie weken aaneensluitend ook in een andere periode dan de zomervakantie kan worden ingevuld;
een (naar de rechtbank begrijpt) informatieregeling te bepalen, waarbij de moeder de man één keer per week, en bij spoedeisende zaken eerder, via WhatsApp dan wel e-mail informeert over hoe het met [de minderjarige] gaat en eventuele bijzonderheden terugkoppelt, dan wel een andere regeling die de rechtbank passend acht;
voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder heeft verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
[de erkenner] heeft verweer gevoerd, kosten rechtens, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De bijzondere curator heeft – namens [de minderjarige] – zelfstandig verzocht om de erkenning door [de erkenner] te vernietigen en de man vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] te erkennen. De bijzondere curator doet dit verzoek primair onder de voorwaarde dat eerst een DNA-onderzoek wordt verricht waaruit volgt dat de man de verwekker is van [de minderjarige] , maar handhaaft dit verzoek ook indien de rechtbank een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk acht.

Beoordeling

Vernietiging erkenning
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:205 eerste lid aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend door het kind zelf (daarbij vertegenwoordigd door een bijzondere curator), tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden.
De verwekker van de minderjarige, behoort niet tot de in voornoemd artikel gegeven limitatieve opsomming van degenen die een verzoek tot vernietiging van de erkenning kunnen doen. Desalniettemin kan hem onder omstandigheden toch de mogelijkheid worden verleend om alsnog om vernietiging van de erkenning te verzoeken. In de jurisprudentie (zie onder meer HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386) zijn daaromtrent twee maatstaven ontwikkeld, te weten: de ‘strikte maatstaf’ en de ‘minder strikte maatstaf’.
Reeds omdat de bijzondere curator namens [de minderjarige] een zelfstandig verzoek heeft gedaan tot vernietiging van de erkenning, gaat de rechtbank voorbij aan voornoemde toetsing en aan het uitgebreide verweer dat namens de moeder en [de erkenner] op dat punt is gevoerd. Nog daargelaten of de man ontvankelijk is in zijn verzoek, kan in dit geval [de minderjarige] – vertegenwoordigd door de bijzondere curator – om de vernietiging van de erkenning verzoeken. Omdat tussen partijen niet ter discussie staat dat de man de verwekker is van [de minderjarige] , acht de rechtbank een DNA-onderzoek niet noodzakelijk. De rechtbank zal de bijzondere curator dus ontvangen in haar namens [de minderjarige] ingediende verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Volgens de moeder had de man tijdens de zwangerschap aangegeven [de minderjarige] niet te willen erkennen en geen gezag te willen, maar dat hij [de minderjarige] wel af en toe wilde zien. De man heeft nooit laten weten van gedachte te zijn veranderd ten aanzien van de erkenning, aldus de moeder. Hij heeft ook geen verzoek gedaan tot vervangende toestemming van de erkenning. Zowel de moeder als [de erkenner] waren daarom in de veronderstelling dat de man [de minderjarige] niet wilde erkennen. Toen de moeder vervolgens zwanger werd van [de erkenner] , hebben zij in goed overleg besloten dat hij [de minderjarige] zou erkennen voor een gelijke rechtspositie van alle kinderen in het samengestelde gezin. [de erkenner] is bovendien een vaderfiguur voor [de minderjarige] . De moeder heeft daarmee niet de belangen van de man willen schaden.
Volgens de man heeft hij aangegeven dat hij [de minderjarige] wilde erkennen en heeft hij daarover meermaals met de moeder gesproken. Hij wilde dit in overleg met de moeder regelen, maar zij had aangegeven dat er dan eerst regelmatig contact tussen hem en [de minderjarige] moest zijn. De man heeft de moeder daarvoor de ruimte willen geven. Op 24 juli 2023 gaf de moeder echter aan dat erkenning niet meer mogelijk was, omdat [de minderjarige] inmiddels was erkend door [de erkenner] .
Volgens de bijzondere curator is het voor de identiteitsontwikkeling van kinderen belangrijk om te weten van wie ze afstammen. Om de biologische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de juridische werkelijkheid, is het volgens haar nodig dat de erkenning door [de erkenner] wordt vernietigd zodat de man, de biologische vader, [de minderjarige] kan erkennen.
De rechtbank overweegt als volgt. Gebleken is dat tussen partijen niet in geschil is dat [de erkenner] niet de verwekker is van [de minderjarige] . Hiermee is voldaan aan het in artikel 1:205 BW genoemde vereiste om over te gaan tot de vernietiging van de erkenning. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het belang van [de minderjarige] erbij is gebaat dat de weg wordt vrijgemaakt om haar werkelijke afstamming duidelijk vast te leggen. Dat doet niets af aan de bijzondere (vader)rol die [de erkenner] speelt in het leven van [de minderjarige] . Het is naar het oordeel van de rechtbank echter van belang dat de afstammingsrelatie formeel wordt vastgelegd, mede gelet op erfrechtelijke en medische aspecten. De rechtbank zal het verzoek van de bijzondere curator daarom toewijzen, en de erkenning van [de minderjarige] door [de erkenner] vernietigen.
Vervangende toestemming erkenning
Juridisch kader
Artikel 1:204 lid 3 BW bepaalt het volgende. Als een man een kind wil erkennen, kan de toestemming van de moeder – bij een kind jonger dan 16 jaar – of die van het kind zelf – als het 12 jaar of ouder is – door toestemming van de rechtbank worden vervangen. Dit is mogelijk, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Vervangende toestemming kan alleen worden gegeven als de man hetzij de verwekker van het kind is, hetzij de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
Zoals blijkt uit het voorgaande staat tussen partijen vast dat de man de verwekker is van [de minderjarige] .
Voor de beantwoording van de vraag of de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige zal schaden, komt het aan op een afweging van de belangen van de betrokkenen. Hierbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat zowel de man als de minderjarige er belang bij heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang van de man bij de totstandkoming van een familierechtelijke betrekking kan echter niet zo zwaar wegen dat de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige geschaad zouden worden in geval van erkenning van de minderjarige door de man. Van schade aan de belangen van een kind is sprake indien er ten gevolge van de erkenning voor hem reële risico’s zijn dat hij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
De man stelt dat hij meermaals aan de moeder te kennen heeft gegeven dat hij betrokken wilde zijn in het leven van [de minderjarige] en dat hij [de minderjarige] wilde erkennen. Volgens de man hebben partijen daarover in december 2022 een gesprek gehad en heeft de moeder toen aangegeven dat de man het eerst moet verdienen om [de minderjarige] te mogen erkennen en moest hij onder meer vaker langskomen om een band met [de minderjarige] op te bouwen. De man was in de veronderstelling dat partijen daarover vanaf juni 2023 verdere afspraken zouden maken. De man acht het in het belang van [de minderjarige] dat hij haar kan erkennen, om zo een band met haar op te kunnen bouwen en een actieve rol in haar leven te kunnen spelen. De man is hierin tot nu toe volledig afhankelijk geweest van de vrouw. Volgens de man zijn er geen contra-indicaties voor toewijzing van zijn verzoek.
De bijzondere curator heeft geadviseerd het verzoek van de man toe te wijzen, om de biologische en juridische werkelijkheid met elkaar in overeenstemming te brengen. Niet alleen zodat herleidbaar is wie de biologische vader van [de minderjarige] is, maar ook vanwege de erfrechtelijke consequenties. [de erkenner] heeft immers twee kinderen uit een eerdere relatie, de moeder en [de erkenner] hebben een kindje gekregen en de man heeft een kindje gekregen met zijn vriendin.
De moeder betwist dat de man haar heeft laten weten dat hij [de minderjarige] wilde erkennen. Hij heeft daar tijdens de zwangerschap, of daarna, nooit naar gevraagd. Hij heeft bijna twee jaar de tijd gehad om vervangende toestemming te vragen bij de rechtbank, maar heeft in die periode geen stappen ondernomen. De moeder zal altijd eerlijk zijn naar [de minderjarige] toe over wie haar biologische vader is, als zij de juiste leeftijd bereikt heeft. Zij acht erkenning door de man echter niet in het belang van [de minderjarige] , omdat er geen sprake is van family life tussen de man en [de minderjarige] . Sinds 18 juli 2023 heeft de man niet meer naar het welzijn van [de minderjarige] geïnformeerd en heeft hij ook niet meer gevraagd of hij langs mag komen.
Uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken is de rechtbank gebleken dat partijen een totaal andere lezing hebben van de gesprekken die zij hebben gevoerd over de rol van de man in het leven van [de minderjarige] en dat zij elkaar ervan beschuldigen de waarheid te verdraaien. Dat is verdrietig, in het bijzonder voor [de minderjarige] die naarmate zij ouder wordt waarschijnlijk vragen zal stellen over haar ontstaansgeschiedenis. Bij de beoordeling van de vraag of de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] of de belangen van [de minderjarige] zal schaden, acht de rechtbank die discussie echter niet zo relevant. De erkenning door de man zal in beginsel gelden als een formalisering van een feitelijke situatie, namelijk dat de man de (biologische en na erkenning tevens de juridische) vader van [de minderjarige] is. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van [de minderjarige] dat die afstammingsrelatie formeel wordt vastgelegd en erkend. De rechtbank is bovendien niet gebleken dat de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] geschaad zullen worden.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande dan ook vervangende toestemming verlenen aan de man, welke de toestemming die van de moeder vervangt, voor erkenning van [de minderjarige] . De mogelijkheid voor de man om [de minderjarige] te kunnen erkennen ontstaat echter niet voordat de uitspraak van de vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] door [de erkenner] , kracht van gewijsde heeft verkregen.
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
Omdat het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van [de minderjarige] wordt toegewezen, komt de rechtbank – nog daargelaten of de man ontvankelijk is in dit verzoek – niet toe aan zijn subsidiaire verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
Bijzondere curator
Uit de te nemen beslissingen volgt dat vertegenwoordiging van [de minderjarige] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Omgangsregeling
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:377a BW, tweede lid, stelt de rechter op verzoek van de ouders of een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
Omdat aan de man vervangende toestemming tot erkenning wordt verleend, is de man ontvankelijk in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling.
Inhoudelijke beoordeling
De man wil graag een band opbouwen met [de minderjarige] en verzoekt daarom vaststelling van een omgangsregeling waarbij – middels een opbouw – wordt toegewerkt naar eenmaal per twee weken een weekend. Tot nu toe is de man volledig afhankelijk geweest van de moeder als hij contact wilde hebben met [de minderjarige] . Hij verbleef tot juni 2023 regelmatig in Boedapest, omdat zijn vriendin daar tot die tijd nog woonde. Als hij in Nederland was, dan mocht hij alleen op zaterdag of zondag tussen 13.00 en 15.00 uur langskomen. De man heeft voorgesteld om afspraken te maken met elkaar in mediation, maar daarop werd door de moeder niet gereageerd. Omdat de moeder in juli 2023 heeft aangegeven dat de deur gesloten was, voelde de man zich daar niet prettig meer bij en heeft hij geen contact meer opgenomen in afwachting van deze procedure.
De moeder stelt dat er nooit vaste afspraken zijn gemaakt over de omgang tussen de man en [de minderjarige] . Volgens de moeder had hij andere prioriteiten en kwam hij onregelmatig langs. De moeder stelt dat zij heeft aangegeven dat de deur gesloten is zolang de man het niet kan opbrengen om eerlijk te zijn. De moeder heeft het contact tussen de man en [de minderjarige] nooit ontzegd, maar hij vraagt er zelf niet meer naar. Op 9 juli 2023 heeft hij [de minderjarige] voor het laatst gezien en sinds september 2023 heeft hij niet meer naar haar gevraagd.
Zowel de man als de moeder hebben aangegeven dat zij graag een Raadsonderzoek met een -advies zouden willen over de omgang tussen de man en [de minderjarige] , dit in het kader van de zorgvuldigheid. De op de zitting aanwezige raadsvertegenwoordiger heeft aangegeven dat zij zich afvraagt of in deze een onderzoek nodig is, mede omdat zij het in het belang van [de minderjarige] vindt dat de omgang met de man (weer) gaat starten. Hoe die omgang eruit zou moeten komen te zien, kunnen de moeder en de man het beste met elkaar onder begeleiding van een derde vormgeven. Daarbij is het ook van belang dat de omgang regelmatig wordt geëvalueerd.
Tijdens de zitting is dit met partijen besproken. Hoewel duidelijk is geworden dat de moeder weinig tot geen vertrouwen heeft in de man, heeft zij op de zitting aangegeven dat zij contact tussen de man en [de minderjarige] niet in de weg staat en dat de man nog steeds welkom is in haar huis. Op de zitting hebben partijen ermee ingestemd dat de man – zonder zijn partner – langs zal komen voor omgang met [de minderjarige] op de volgende zaterdagen tussen 10.00 uur en 12.00 uur: op 9 november 2024, op 23 november 2024 en op 7 december 2024. Daarbij is besproken dat de man met [de minderjarige] naar buiten kan als het mooi weer is.
Beide partijen hebben tijdens de zitting daarnaast de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan Begeleide Omgangsregeling (BOR) bij Humanitas Midden-Holland. Binnen dit traject kunnen partijen worden ondersteund bij de opbouw van de omgang tussen de man en [de minderjarige] , en bij het maken van afspraken over een vaste omgangsregeling. Bovendien kan de omgang tussen de man en [de minderjarige] bij Humanitas op een neutrale locatie plaatsvinden, wat prettig kan zijn gelet op de wens van de man dat de omgang niet alleen maar bij de moeder thuis plaatsvindt omdat hij zich daar minder op zijn gemak voelt. De rechtbank geeft BOR Humanitas mee dat het hier gaat om partijen die nooit een relatie met elkaar hebben gehad en ook niet in gezinsverband met elkaar hebben geleefd. Gedurende het eerste levensjaar van [de minderjarige] is er slechts af en toe contact geweest tussen de man en [de minderjarige] , en sinds juli 2023 tot 9 november 2024 is er helemaal geen contact meer geweest. Het is daarom van belang dat de omgangsbegeleiding en de opbouw van de omgang zorgvuldig wordt aangepakt, waarbij draagvlak bij beide partijen zal moeten worden gecreëerd voor de omgang. Daarbij zal in het bijzonder begrip moeten zijn voor de houding en de zorgen van de moeder. De moeder heeft immers tijdens de zitting aangegeven (vrijwel) geen vertrouwen te hebben in de man, en het nog niet te zien zitten dat [de minderjarige] naar de man toe gaat in Breda. Nu de man en de moeder allebei een andere visie hebben over hoe het in het verleden is gelopen en zij elkaar niet goed lijken te begrijpen, is het daarnaast van belang dat zij met elkaar gaan praten over hoe zij samen invulling gaan geven hoe het contact tussen de man en [de minderjarige] er in de toekomst uit moet komen te zien.
Het verzoek van de man om een vaste omgangsregeling te bepalen zal de rechtbank nu afwijzen. Zij ziet geen mogelijkheid om nu een minimale omgangsregeling te bepalen tussen de man en [de minderjarige] . Als richtlijn kan bij BOR Humanitas worden uitgegaan van een frequentie van één keer per maand voor omgang tussen de man en [de minderjarige] bij en onder regie van BOR Humanitas. De rechtbank acht dat op dit moment het meest haalbaar, gelet ook op het feit dat beide partijen een jong gezin hebben en de man in [plaatsnaam] woont. Het staat partijen natuurlijk vrij om, in onderling overleg met elkaar of in samenspraak met BOR Humanitas andere afspraken te maken over de duur, locatie en frequentie van de omgang, met uiteindelijk als doel om gezamenlijk tot vaste afspraken te komen over een omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige] .
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het aan deze beschikking gehechte proces-verbaal van doorverwijzing. Dit proces-verbaal is reeds per e-mailbericht doorgezonden aan Enver voor deelname aan BOR en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking ook per post aan Enver zenden.
Informatieregeling
Juridisch kader
Op grond van het eerste lid van artikel 1:377b BW is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind, en kan op verzoek van een ouder de rechter ter zake een regeling vaststellen. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan de rechter, indien het belang van het kind dit vereist, zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.
Inhoudelijke beoordeling
De man vertrouwt er niet op dat moeder hem actief zal informeren over het welzijn van [de minderjarige] . Hij verzoekt daarom een informatieregeling vast te stellen, waarbij de moeder hem één keer per week informeert over hoe het met [de minderjarige] gaat en eventuele bijzonderheden terugkoppelt.
De rechtbank volgt de moeder in haar standpunt dat een frequentie van één keer per maand voldoende is voor de verzochte informatieregeling. Zij zal de door de man verzochte informatieregeling daarom vaststellen met een frequentie van één keer per maand.
Uitvoerbaar bij voorraad
Moeder en [de erkenner] verzoeken de beslissing t.a.v. vernietiging erkenning niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat moeder in dat geval in hoger beroep zal gaan.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
vernietigt de erkenning van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2022 te [geboorteplaats] , door [de erkenner] geboren op [geboortedag 2] 1980 te [geboorteplaats] ;
*
verleent de man, [de man] , geboren op [geboortedag 3] 1987 te [geboorteplaats] ,
- onder de voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning onherroepelijk is geworden -
toestemming, die de toestemming van de moeder, [de moeder] , geboren op [geboortedag 4] 1992 te [geboorteplaats] , vervangt, tot erkenning van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2022 te [geboorteplaats] ;
*
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de man] ,
wonende aan het adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1] ,
en
[de moeder] ,
wonende aan het adres: [adres 2] te ( [postcode 2] ) [woonplaats 2] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar Enver voor deelname aan het hulpverleningstraject Begeleide omgangsregeling (BOR) en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
Enver, Omgangsbegeleiding, J. van Lennepkade 6, 2802 LH Gouda;
*
bepaalt dat de moeder met ingang van vandaag de man één keer per maand schriftelijk informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarige [de minderjarige] , en verklaart deze informatieregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.M. Vingerling, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 november 2024.