ECLI:NL:RBDHA:2024:20343
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij aanvraag urgentieverklaring voor dakloze moeder en dochter
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een moeder die met haar tweejarige dochter dreigt dakloos te raken, afgewezen. Verzoekster had een urgentieverklaring aangevraagd, maar deze was door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, afgewezen op 9 september 2024. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, omdat zij niet aan de algemene weigeringsgronden voldoet. Verzoekster heeft in de procedure aangegeven dat zij en haar dochter op korte termijn hun tijdelijke woning moeten verlaten, maar de voorzieningenrechter concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van verzoekster niet voldoende zijn onderbouwd om toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter benadrukt dat het treffen van een voorlopige voorziening in dit geval geen tijdelijke oplossing biedt, maar zou neerkomen op toewijzing van de aanvraag, wat niet gerechtvaardigd is. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.