ECLI:NL:RBDHA:2024:2031
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 4 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 november 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 9 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Daarnaast is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling. De staatssecretaris moet op grond van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen, met een mogelijke verlenging van negen maanden in bepaalde situaties.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de beslistermijn van asielaanvragen met negen maanden heeft verlengd, wat rechtsgeldig is. Aangezien de aanvraag door eiser is ingediend op 4 december 2023, is de wettelijke beslistermijn van zes plus negen maanden nog niet verstreken. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 14 november 2023 prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten voor indienen. De rechtbank verklaart het beroep derhalve kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.