In deze zaak heeft eiser op 17 april 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij Shazia Bibi in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op deze aanvraag niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 8 november 2023. Eiser heeft vervolgens op 8 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De termijn waarbinnen de staatssecretaris een besluit moet nemen is verstreken, en de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de bekendmaking van deze uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.