In deze zaak heeft eiseres op 4 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij Tesfit Tewoldebrahan. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 1 september 2022 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen op 25 september 2022 bezwaar aangetekend. Vervolgens heeft zij op 22 november 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Op 8 december 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Tot slot veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50, waarbij eiseres vrijgesteld is van griffierecht.