ECLI:NL:RBDHA:2024:20288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
NL24.41873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft de aanvraag op 25 oktober 2024 als kennelijk ongegrond afgewezen, met de reden dat de vreemdeling zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig heeft kunnen maken. De vreemdeling, geregistreerd als [naam 2] en met een V-nummer, heeft tijdens verschillende gehoorprocedures wisselende verklaringen afgelegd over zijn identiteit en nationaliteit, waarbij hij zowel Tunesische als Algerijnse nationaliteit claimde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet de benodigde documenten heeft overgelegd om zijn identiteit te onderbouwen, en dat zijn verklaringen inconsistent zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, en dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor internationale bescherming. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten en een inreisverbod van twee jaar is opgelegd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, ondanks de vertraging in het indienen van de gronden van beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41873

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

de vreemdeling die zich noemt
[naam 1],
bij verweerder geregistreerd als
[naam 2], V-nummer: [nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De minister heeft met het bestreden besluit van 25 oktober 2024 deze aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. Eiser dient Nederland onmiddellijk te verlaten. De minister heeft eiser ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
1.1
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met zaaknummer NL24.41874, op 26 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft bij zijn aanvraag op 19 juli 2024 verklaard dat hij [naam 2] heet, geboren is op [geboortedatum] , dat hij de Tunesische nationaliteit heeft en tot de Arabische bevolkingsgroep behoort. Eiser heeft ook verklaard dat hij problemen heeft ondervonden in Algerije.
2.1.
Tijdens een gehoor op 14 september 2024 heeft eiser verklaard dat hij [naam 1] heet, geboren is op [geboortedatum 2] en de Algerijnse nationaliteit heeft. Tijdens een gehoor op 22 oktober 2024 heeft eiser verklaard dat hij [naam 1] heet, geboren is op [geboortedatum 3] en dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft.
2.2.
De minister heeft in het voornemen vastgesteld dat eiser zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met documenten. De minister heeft vervolgens beoordeeld of de verklaringen van eiser geloofwaardig zijn. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen over de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser deels ongeloofwaardig zijn. Volgens de minister zijn de Tunesische nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De identiteit en de gestelde Algerijnse nationaliteit zijn niet geloofwaardig. Eiser krijgt niet het voordeel van de twijfel, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b, c en e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Dit heeft de minister als volgt gemotiveerd.
2.3.
Volgens de minister heeft eiser verklaard dat hij een paspoort, rijbewijs en identiteitskaart heeft die in Algerije zouden liggen. Ook heeft hij verklaard dat hij zijn familie zal vragen om de documenten op te sturen. Eiser heeft geen documenten overgelegd. Volgens de minister heeft eiser ten aanzien van zijn identiteit geen identificerende documenten overgelegd en heeft hij daarvoor geen plausibele verklaring. Hiermee is niet voldaan aan de voorwaarde genoemd in artikel 31, zesde lid en onder b, van de Vw 2000.
2.4.
De verklaringen van eiser vormen volgens de minister verder geen samenhangend en aannemelijk geheel, omdat eiser wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn identiteit, nationaliteit, geboortedata en herkomst. Daarbij heeft de minister verwezen naar de in 2 en 2.1 vermelde verklaringen. Uit informatie van de Spaanse autoriteiten blijkt bovendien dat eiser ook daar bekend staat als [naam 2] , geboren op [geboortedatum 4] te [plaats] , Tunesië en dat eiser in het bezit is van de Tunesische nationaliteit. Hiermee is niet voldaan aan de voorwaarde, genoemd in artikel 31, zesde lid en onder c, van de Vw 2000.
2.5.
Ook voldoet eiser niet aan de voorwaarde genoemd in artikel 31, zesde lid en onder e, van de Vw 2000. Zo heeft eiser volgens de minister meerdere aliassen opgegeven. Verder heeft eiser gedrag laten zien dat niet rijmt met een behoefte aan internationale bescherming. Zo heeft eiser een aantal maanden illegaal in Spanje en Frankrijk verbleven en gewerkt, maar daar geen asiel aangevraagd. Ook heeft eiser verklaard in Duitsland te zijn opgepakt, daar een asielaanvraag te hebben ingediend, maar tegen de afwijzing van de aanvraag geen beroep te hebben ingediend. Eisers gedrag en acties maken dat er getwijfeld wordt aan de oprechtheid van zijn asielaanvraag waardoor hij in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden beschouwd, aldus de minister.
2.6.
Omdat eiser de Algerijnse nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft de minister de door eiser gestelde problemen in Algerije niet getoetst.
2.7.
Verder heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eisers Tunesische nationaliteit en herkomst niet tot de conclusie kunnen leiden dat eiser kan worden aangemerkt als vluchteling op grond van het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij terugkeer naar Tunesië een reëel risico op ernstige schade zou lopen. Tunesië wordt door de minister beschouwd als een veilig land van herkomst. Niet is gebleken dat Tunesië voor eiser geen veilig land is.
2.8.
Eiser heeft een zienswijze ingediend tegen het voornemen en daarbij een fotokopie van een internationaal rijbewijs overgelegd. In het bestreden besluit heeft de minister overwogen dat het voornemen deel uitmaakt van het besluit en is de minister ingegaan op wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. De zienswijze is voor de minister geen reden om anders te oordelen. Hetzelfde geldt voor de overgelegde fotokopie van het rijbewijs, omdat eiser het originele document zelf niet heeft overgelegd. De minister is tot de conclusie gekomen dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b, Vw. De aanvraag is ook afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, Vw, omdat eiser de minister heeft misleid over zijn identiteit door het verstrekken van onjuiste informatie daarover.
2.9.
Eiser heeft beroep ingesteld en daarna een fotokopie van twee pagina’s van een paspoort overgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
3. De rechtbank ziet zich eerst gesteld voor de vraag of het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.1
De minister heeft in verweer aangevoerd dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat eiser niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn de gronden van beroep heeft ingediend.
3.2
Het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep is een bevoegdheid van de rechtbank. In dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding van die bevoegdheid gebruik te maken. Daartoe overweegt de rechtbank dat het beroep zelf tijdig is ingediend, dat de gronden slechts één dag na de vervolgens door de rechtbank gegeven termijn zijn ingediend, dat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft verklaard ziek te zijn geweest en om die reden een dag te laat was en dat niet gesteld of gebleken is dat de minister door de vertraging in zijn belangen is geschaad.
4. De rechtbank beoordeelt in deze zaak vervolgens of de minister de asielaanvraag van eiser terecht en op goede gronden heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Het beroep van eiser is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Verwijzing naar de zienswijze
5. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van eiser om de inhoud van de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van de minister daarop in het bestreden besluit tekortschiet, niet kan worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Mag de minister de Algerijnse nationaliteit van eiser ongeloofwaardig vinden?
6. Eiser voert aan dat hij duidelijk heeft aangegeven dat hij de Algerijnse nationaliteit bezit. Hij heeft een fotokopie van zijn internationale rijbewijs overgelegd waaruit zijn Algerijnse nationaliteit blijkt. Dit is een begin van bewijs. De minister kan de opmaak daarvan en de wijze waarop eiser het rijbewijs heeft aangevraagd en in ontvangst genomen, controleren. Dit is ten onrechte niet gedaan. Eiser wijst op de samenwerkingsplicht. Het rijbewijs dient nader onderzocht te worden door de minister waarna de minister eiser dient te bevragen en de mogelijkheid moet bieden om zijn Algerijnse identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken. Hetzelfde geldt voor de in beroep overgelegde fotokopie van het paspoort.
6.1
De rechtbank oordeelt als volgt. Eiser en de minister hebben op grond van artikel 31, tweede lid, van de Vw 2000 een samenwerkingsverplichting. Het is daarbij aan eiser om, voor zover redelijk, alle relevante feiten en omstandigheden en de daarmee samenhangende bewijsstukken zo snel mogelijk naar voren te brengen. In dit verband stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat eiser heeft verklaard een paspoort, rijbewijs en identiteitskaart te hebben en dat hij zijn familie zal vragen om de documenten op te sturen. Omdat eiser geen originele documenten heeft overgelegd en hij hier geen plausibele verklaring voor heeft gegeven, heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn identiteit en de gestelde Algerijnse nationaliteit niet met objectieve documenten heeft aangetoond. Eiser heeft bewijsstukken niet zo snel mogelijk naar voren gebracht. De door eiser overgelegde documenten zijn slechts kopieën van een internationaal rijbewijs en later van een paspoort en geen objectieve documenten die maken dat de minister op grond van zijn samenwerkingsplicht nader onderzoek moet doen naar de mogelijkheid dat eiser een andere identiteit en nationaliteit heeft dan hij bij zijn aanvraag heeft vermeld. Dit klemt te meer, nu uit gegevens van de Spaanse autoriteiten blijkt dat eiser ook in Spanje met de door hem bij de aanvraag vermelde naam en nationaliteit bekend staat.
6.2
Het voorgaande betekent dat de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet voor de vraag of de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit asielmotief, namelijk de identiteit en de gestelde Algerijnse nationaliteit, niet alsnog geloofwaardig is. Volgens de minister krijgt eiser niet het voordeel van de twijfel, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b, c en e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op dit standpunt gesteld. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser het standpunt zoals weergeven onder 2.3, 2.4 en 2.5 niet inhoudelijk heeft bestreden. De enkele stelling van eiser in beroep dat hij duidelijk heeft aangegeven dat hij de Algerijnse nationaliteit bezit is onvoldoende voor het oordeel dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de identiteit van eiser en de gestelde Algerijnse nationaliteit niet geloofwaardig zijn.
6.4.
De stelling van eiser dat Algerije geen veilig land is behoeft gelet hierop ook geen bespreking. De beroepsgronden van eiser slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt, dat hij onmiddellijk moet vertrekken en dat hij gedurende 2 jaar niet naar Nederland en een aantal andere landen van de Europese Unie mag reizen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.