In deze zaak hebben twee eisers, beiden van Syrische nationaliteit, op 8 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent, Sowar Ahmed, te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Op 23 februari 2023 hebben de eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit. Vervolgens hebben zij op 8 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend in deze procedure.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank constateert dat de termijn voor de staatssecretaris om te beslissen is verstreken en dat de eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van de eisers. Tevens wordt de staatssecretaris verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Tot slot veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 437,50.