In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat is toegewezen omdat zij aan de voorwaarden voldoet.
Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe in nareiszaken en heeft verzocht om aanhouding van beroepen tegen niet tijdig beslissen. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat dit de prikkel voor verweerder om voortvarend te beslissen zou wegnemen. Eiseres diende haar aanvraag op 8 maart 2024 in, en verweerder had uiterlijk binnen 90 dagen moeten beslissen. Na het verstrijken van deze termijn heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld, wat leidt tot de conclusie dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is verklaard.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak moet beslissen. Indien verweerder niet tijdig beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50, omdat zij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 december 2024.