In deze zaak heeft eiser op 14 december 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid van Hadi Khudeeda Ibrahim. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 13 november 2023 in gebreke gesteld en vervolgens op 7 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Aangezien de staatssecretaris de termijn voor het nemen van een besluit heeft overschreden en eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld, is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen 16 weken na de uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Tot slot is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50.