ECLI:NL:RBDHA:2024:2025
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser op 21 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 22 november 2023 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit. Vervolgens heeft eiser op 7 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, verlengd met negen maanden, is verstreken. Eiser heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is. Gelet op de jurisprudentie, zal de rechtbank een rechterlijke dwangsom opleggen en de staatssecretaris verplichten om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag bekend te maken. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.