ECLI:NL:RBDHA:2024:20220
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 9 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren, maar eiser zelf niet.
De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van alle lidstaten, inclusief Kroatië. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in Kroatië, verwijzend naar verschillende rapporten en zijn eigen negatieve ervaringen. De rechtbank concludeert echter dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld en dat eiser kan worden overgedragen aan Kroatië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter P.J. Blok en is openbaar gemaakt op 8 november 2024. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.