ECLI:NL:RBDHA:2024:20179
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser behandeld. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de verantwoordelijkheid van Kroatië volgens de Dublinverordening. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht en dat er een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten in Kroatië, waaronder mishandeling en ontoereikende opvangvoorzieningen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de drempel voor een schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest is bereikt. De rechtbank bevestigt dat verweerder zich op goede gronden op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gebaseerd en dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.