ECLI:NL:RBDHA:2024:2008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL24.4000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De maatregel is opgelegd op 26 januari 2024. De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 behandeld, maar de zitting werd geschorst vanwege de afwezigheid van een vereiste tolk. De behandeling is voortgezet op 15 februari 2024. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring terecht heeft opgelegd. Eiseres had zich in het verleden aan het toezicht onttrokken en de staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd waarom er geen lichter middel kon worden toegepast. De rechtbank concludeert dat de maatregel niet onevenredig bezwarend is, ondanks de medische klachten van eiseres, omdat de zorg in detentiecentra gelijkwaardig is aan die in de vrije maatschappij. Daarnaast is er voldoende zicht op de overdracht van eiseres aan Roemenië, aangezien de staatssecretaris de overdracht op 26 januari 2024 heeft aangekondigd en geen bezwaar heeft ontvangen van de Roemeense autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4000

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.M. Luik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 26 januari 2024.
1.1.
Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (via een beeldbelverbinding), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst in verband met de afwezigheid van de vereiste tolk. De behandeling van het beroep op zitting is voortgezet op 15 februari 2024. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiseres in bewaring had mogen stellen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. In artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000 staat dat, indien de voor de terugkeer van de vreemdeling noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn, dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn, het belang van de openbare orde geacht wordt de bewaring van de vreemdeling te vorderen. Bij een inbewaringstelling op deze grondslag mag de staatssecretaris uitgaan van een rechtsvermoeden dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert.
Voor een inbewaringstelling op deze grondslag is niet vereist dat zich zware en lichte gronden als bedoeld in artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit voordoen. De rechtbank komt daarom niet toe aan een bespreking van de beroepsgronden die daartegen zijn gericht.
Had de staatssecretaris kunnen volstaan met toepassing van een lichter middel?
5. Eiseres stelt dat de staatssecretaris ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast en wijst er daarbij op dat zij zich niet recent aan het toezicht heeft onttrokken.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen reden is om een lichter middel toe te passen. Eiseres is in september 2021 met onbekende bestemming vertrokken (MOB). Eiseres heeft dit niet weersproken. Dat dit in het kader van de asielprocedure was maakt niet dat de staatssecretaris hieraan bij het opleggen van de maatregel van bewaring geen waarde kan hechten. De staatssecretaris heeft eiseres geruime tijd de mogelijkheid geboden om Nederland uit eigen beweging te verlaten, maar zij volhardt in haar opvatting dat zij niet weg wil. Eiseres weet bovendien al geruime tijd dat zij niet in Nederland mag blijven, maar zij is stellig in haar mening dat zij niet weg wil uit Nederland. In ieder geval vanaf 7 november 2023 (de uitspraak van de rechtbank in de asielprocedure) kon het haar duidelijk zijn dat zij internationale bescherming in Roemenië heeft en Nederland onmiddellijk dient te verlaten. Het door eiseres ingestelde hoger beroep had geen schorsende werking. Het hoger beroep is op 12 januari 2024 ongegrond verklaard, maar ook daarna is eiseres niet vrijwillig vertrokken. De rechtbank is het met de staatssecretaris eens dat onder deze omstandigheden het toepassen van een lichter middel, zoals bijvoorbeeld een meldplicht, geen toegevoegde waarde heeft.
Is de maatregel onevenredig bezwarend?
6. Volgens eiseres heeft de staatssecretaris niet gemotiveerd waarom de maatregel niet onevenredig bezwarend is. Volgens eiseres is de maatregel onevenredig bezwarend vanwege haar medische klachten, zowel psychisch als lichamelijk. Eiseres is heel erg bang en houdt het niet meer vol.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit overwogen dat de medische zorgverlening binnen de detentiecentra gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. De veiligheid voor het leven en voor de gezondheid van de vreemdeling is hiermee voldoende gewaarborgd. Voor mensen die zich met moeite kunnen handhaven (meestal mensen met psychische problemen) is in de detentie- en uitzetcentra gespecialiseerde zorg aanwezig. Als er niet voldoende zorg kan worden gegeven, wordt betrokkene overgeplaatst naar een regulier ziekenhuis, een penitentiair psychiatrisch centrum of een gesloten gezondheidsinstelling.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hiermee voldoende heeft gemotiveerd dat de medische klachten van eiseres er niet toe leiden dat de maatregel voor haar onevenredig bezwarend is.
Is er voldoende zicht op overdracht/noodzakelijke bescheiden voorhanden?
7. Volgens eiseres is het onvoldoende duidelijk of Roemenië haar zal toelaten. In het dossier bevinden zich geen stukken waaruit blijkt dat Roemenië de overdracht heeft geaccepteerd. In dit verband verwijst eiseres naar een uitspraak van 7 maart 2022. [1]
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Anders dan in de uitspraak waarnaar eiseres verwijst heeft de staatssecretaris in dit geval al op 26 januari 2024 – en dus op de dag van de inbewaringstelling – aan de Roemeens autoriteiten de overdracht van eiseres aan Roemenië op 6 februari 2024 aangekondigd. Deze overdracht is niet doorgegaan omdat eiseres zich daartegen heeft verzet. De staatssecretaris heeft vervolgens op respectievelijk 6 en 7 februari 2024 opnieuw aan de Roemeense autoriteiten de overdracht van eiseres op respectievelijk 15 en 19 februari 2024 aangekondigd, waarbij de staatssecretaris heeft verwezen naar de acceptatie van eiseres door de Roemeens autoriteiten op 1 oktober 2023. Deze aankondigen met vluchtgegevens bevinden zich in het dossier.
De staatssecretaris heeft op de aangekondigde overdracht geen bezwaar ontvangen van de Roemeense autoriteiten en gaat er daarom vanuit dat de geplande overdracht is geaccepteerd De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. De staatsecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de voorwaarde van artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000 dat op het moment van de inbewaringstelling de noodzakelijke bescheiden voor terugkeer voorhanden zijn, dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn en er voldoende zicht is op overdracht van eiseres aan Roemenië.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?8. De rechtbank ziet in de door de staatssecretaris verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie

Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.