In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De maatregel is opgelegd op 26 januari 2024. De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 behandeld, maar de zitting werd geschorst vanwege de afwezigheid van een vereiste tolk. De behandeling is voortgezet op 15 februari 2024. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring terecht heeft opgelegd. Eiseres had zich in het verleden aan het toezicht onttrokken en de staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd waarom er geen lichter middel kon worden toegepast. De rechtbank concludeert dat de maatregel niet onevenredig bezwarend is, ondanks de medische klachten van eiseres, omdat de zorg in detentiecentra gelijkwaardig is aan die in de vrije maatschappij. Daarnaast is er voldoende zicht op de overdracht van eiseres aan Roemenië, aangezien de staatssecretaris de overdracht op 26 januari 2024 heeft aangekondigd en geen bezwaar heeft ontvangen van de Roemeense autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.