ECLI:NL:RBDHA:2024:20076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
23/6736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot kennisneming van informatie bij de MIVD met betrekking tot historische crypto-apparatuur

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2024, in de zaak met nummer SGR 23/6736, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om kennisneming van documenten over de functionele werking en techniek van de crypto-apparaten ABACOPHYL, BIGLAUPHYL en CRYPTAUPHYL in de periode 1959-1965. Eiser had zijn aanvraag ingediend bij de minister van Defensie, die deze op 20 april 2023 afwees. De rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht is om informatie te verstrekken over de aanwezigheid van actuele gegevens, en dat de afwijzing van het verzoek op goede gronden is gedaan.

Eiser stelt dat de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) niet van toepassing is op de gevraagde gegevens, omdat hij enkel geïnteresseerd is in de werking en techniek van de apparaten zelf, en niet in de wijze waarop Defensie deze heeft ingezet. De rechtbank concludeert dat verweerder, in het belang van de nationale veiligheid, de verstrekking van informatie kan weigeren en dat de rechtbank niet kan vaststellen of er actuele gegevens zijn zonder dat dit ten koste gaat van de geheimhouding die de AIVD en de MIVD moeten handhaven.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, maar komt tot de conclusie dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder beschikt over niet-actuele documenten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6736

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigden: mr. T.S. Hagedoorn en mr. J. Clephas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om kennisneming van documenten over de functionele werking en techniek van ABACOPHYL, BIGLAUPHYL en CRYPTAUPHYL in de periode 1959-1965.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 20 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op 30 oktober 2024 een gerubriceerde verklaring aan de rechtbank overgelegd met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.3.
Bij brief van 4 november 2024 heeft de rechtbank laten weten dat de bestuursrechter handelt alsof hij heeft besloten dat het verzoek om beperkte kennisneming gerechtvaardigd is omdat de overgelegde verklaring onderwerp van geschil is.
1.4.
Eiser heeft toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb verleend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser schrijft over de geschiedenis van crypto-apparatuur in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Om een aanvulling op zijn eerdere boek te kunnen schrijven, neemt hij graag kennis van de gevraagde informatie bij verweerder.
Wat heeft verweerder besloten?
3. In het primaire besluit wijst verweerder de aanvraag af omdat bij het onderzoek naar de opgevraagde gegevens geen niet-actuele gegevens zijn gevonden. De commissie advisering bezwaarschriften Defensie (adviescommissie) adviseert op 16 augustus 2023 eisers bezwaar ongegrond te verklaren. Volgens de adviescommissie was verweerder niet gehouden om meer informatie te verstrekken over het al dan niet aanwezig zijn van actuele gegevens. Verweerder volgt dit advies in de beslissing op bezwaar.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser vindt dat verweerder niet ingaat op zijn bezwaren en het verzoek op algemene gronden afwijst. Het is voor eiser nu niet duidelijk wat de afwijzingsgrond is. Als er echt geen gegevens zouden zijn gevonden, kan verweerder dat toch zeggen. Verweerder wekt nu de indruk dat er wel gegevens zijn gevonden maar dat deze actueel zijn. Dat is volgens eiser uitgesloten aangezien het om zeer oude, achterhaalde informatie gaat. Ook privacy kan geen reden tot weigering zijn, aangezien de personen in kwestie 100 jaar of ouder zijn.
Volgens eiser is de Wiv [1] niet van toepassing op de gevraagde gegevens omdat het hem alleen gaat om de werking en techniek van de apparaten zelf. De manier waarop Defensie ze heeft ingezet is voor eiser niet van belang. Daarmee is geen sprake van gegevens verwerkt door of ten behoeve van een dienst.
Eiser wijst er verder op dat hij van de AIVD en het nationaal archief wel veel informatie heeft gekregen over dit onderwerp. Verweerder beschadigt eisers onderzoek door hem de gevraagde documenten te onthouden.
Wat zijn de regels?
5. De relevante regelgeving staat in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Volgens eiser volgt uit het bestreden besluit namelijk dat er actuele informatie aanwezig is. Deze conclusie kan echter niet worden getrokken op basis van het bestreden besluit. Verweerder heeft uitgelegd dat hij aan de hand van de door eiser aangedragen zoektermen in het grotendeels papieren archief zoekt. In dit geval heeft verweerder aan de hand van deze zoektermen geen informatie in het archief gevonden die niet actueel is. De vraag of er wel actuele gegevens zijn gevonden laat verweerder bewust in het midden. Dat zou dus wel zo kunnen zijn, maar het zou evengoed niet zo kunnen zijn.
7. Het is vaste rechtspraak dat de AIVD zijn wettelijke taak uitsluitend binnen een zekere mate van geheimhouding effectief kan uitoefenen en zijn bronnen en actuele werkwijzen geheim moet kunnen houden, omdat het geven van inzicht daarin ten koste gaat van het goed functioneren van de AIVD en daarmee ten koste van de nationale veiligheid, ter bescherming waarvan de AIVD is opgericht. [2] In gevallen waarin met een beroep op artikel 84, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wiv kennisneming wordt geweigerd moet het besluit een op de aanvraag toegesneden deugdelijke motivering bevatten. [3] Deze rechtspraak gaat naar het oordeel van de rechtbank ook op voor de militaire inlichtingen en veiligheidsdienst
7.1.
Verweerder laat in verband met de nationale veiligheid in het midden of hij beschikt over actuele gegevens. Met de vertrouwelijk aan de rechtbank overgelegde gerubriceerde verklaring heeft verweerder de rechtbank wel ingelicht over het al dan niet bestaan van actuele gegevens. De rechtbank heeft hiervan kennisgenomen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder inzicht zou geven in zijn actuele kennisniveau als hij eiser zou laten weten of hij wel of niet beschikt over actuele gegevens. Daarmee heeft verweerder terecht de verstrekking van dit stuk geweigerd op grond van artikel 84, eerste lid, onder b, van de Wiv.
8. De rechtbank begrijpt het betoog van eiser verder zo dat hij aanvoert dat verweerder niet goed heeft gezocht in zijn archief, omdat hij wel zou moeten beschikken over niet-actuele gegevens. Als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling komt niet ongeloofwaardig voor, dan is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [4]
8.1.
Met de acht documenten die eiser in dat kader heeft overgelegd heeft hij naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat verweerder wel beschikt over niet-actuele documenten. De rechtbank is van oordeel dat deze acht documenten niet van dien aard zijn dat gesteld kan worden dat verweerder deze of vergelijkbare documenten wel in zijn bezit zou moeten hebben. Daarvoor geeft de inhoud van die documenten geen aanleiding. Verweerder is immers niet gehouden alle mogelijke documenten in zijn archief te bewaren. Daarbij heeft verweerder ter zitting toegelicht dat om die reden, na een bepaald aantal jaren, documenten uit verweerders archief worden verplaatst naar het nationaal archief.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het voor eiser jammer is dat zijn aanvraag is afgewezen, heeft verweerder dat wel op goede gronden gedaan. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 74
Onverminderd de kennisneming van op grond van paragraaf 3.4 verstrekte gegevens, kan van de gegevens verwerkt door of ten behoeve van een dienst slechts kennis worden genomen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Artikel 80
1. Onze betrokken Minister deelt een ieder op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden mede of kennis kan worden genomen van andere dan persoonsgegevens betreffende de in de aanvraag vermelde bestuurlijke aangelegenheid. Onze betrokken Minister kan zijn besluit voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.
2. Voor zover een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingewilligd, stelt Onze betrokken Minister de aanvrager zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na bekendmaking van zijn besluit in kennis van de desbetreffende gegevens.
3. In dit artikel wordt onder bestuurlijke aangelegenheid verstaan: een aangelegenheid die betrekking heeft op het beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
Artikel 84
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 80 wordt afgewezen, voor zover verstrekking van de gegevens waarop de aanvraag betrekking heeft:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de nationale veiligheid zou kunnen schaden;
[…].

Voetnoten

1.Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
2.Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:487.
3.Zie de uitspraak van de van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:176.
4.Zie voetnoot 3.