ECLI:NL:RBDHA:2024:20054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
09/180170-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie en medeplegen van oplichting via bankhelpdeskfraude

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van deelneming aan een criminele organisatie en het medeplegen van meerdere gevallen van oplichting, specifiek gericht op bankhelpdeskfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 22 mei 2020 tot en met 10 juli 2020 deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met oplichting van slachtoffers door zich voor te doen als medewerkers van banken. De slachtoffers, vaak kwetsbare ouderen, werden misleid om geld over te maken naar zogenaamde 'kluisrekeningen'. De verdachte speelde een cruciale rol in deze organisatie door bankpassen van zogenaamde 'money mules' op te halen en geld te pinnen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld dat hij pinte niet van legale oorsprong was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte aansprakelijk gesteld voor schadevergoeding aan benadeelde partijen, waaronder een schadevergoeding van €900 aan een slachtoffer van de oplichting. De rechtbank heeft de redelijke termijn overschreden met meer dan twee jaar, wat heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/180170-20
Datum uitspraak: 27 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 13 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. van Egmond naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 tot en met 7 tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder feit 3 en 4 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder feiten 1, 2, 5, 6 en 7 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
feit 4
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte heeft in de periode tussen 19 mei 2020 en 23 mei 2020 regelmatig contact gehad met [naam 1] (vermoedelijk een ‘money mule’) via de belfunctie van Whatsapp. Dit volgt uit de verklaring van de verdachte en uit de informatie uit zijn iPhone X. Desondanks kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte uiteindelijk iets te maken heeft gehad met het ophalen van de bankpas van [naam 1] of het pinnen met deze bankpas. Uit de telefoongegevens van de verdachte is verder niet gebleken van enige aanknopingspunten voor zijn betrokkenheid. Ten slotte staat de verdachte niet op de camerabeelden bij de pinautomaat.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Modus operandi feiten 2, 3, 5, 6 en 7
Uit de verschillende aangiftes blijkt de volgende modus operandi. De slachtoffers dachten dat zij gebeld werden door een medewerker van hun bank. Deze ‘medewerker’ waarschuwde dat er fraude was gepleegd met hun bankrekening. De slachtoffers moesten geld overmaken naar een beweerde, niet-bestaande kluisrekening. Dit geld kwam wel terecht op de bankrekeningen van zogenaamde money mules. Deze money mules stelden hun bankrekening en bankpas ter beschikking en zouden hiervoor geld ontvangen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte betrokken was bij het ophalen van bankpassen van money mules en het meerdere keren pinnen van het geld met deze bankpassen. Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij een bericht op zijn telefoon ontving waar hij de bankpas moest ophalen. Vervolgens ging hij naar dit adres in de auto van zijn moeder. Hij haalde de pinpas en de pincode op, ging pinnen en stuurde onderwijl een bewijs van het saldo en de opname van het geld aan zijn opdrachtgever. Als de operatie geslaagd was, mocht hij een deel van de opbrengst houden en werd het restant opgehaald door een onbekend gebleven persoon.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de feiten door meerdere verdachten zijn gepleegd.
Deelneming aan een criminele organisatie (feit 1)
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit stelt de rechtbank voorop dat van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) slechts dan sprake kan zijn, als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. [1]
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Het oogmerk van de organisatie zag op oplichting door middel van bankhelpdeskfraude. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een onmisbare rol heeft gespeeld in deze organisatie. De verdachte heeft bij verschillende money mules bankpassen opgehaald en meerdere keren geld gepind met deze bankpassen. Uit de verklaring tijdens de zitting van de verdachte blijkt dat hij wist dat het gepinde geld geen legale herkomst had.
De verdachte heeft dit feit onder andere samen met medeverdachte [medeverdachte] gepleegd. Uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat hij deelnam aan een groepsgesprek met deze medeverdachte [medeverdachte] ( [profielnaam 1] ) en met nog drie andere personen ( [profielnaam 2] , [profielnaam 3] , [profielnaam 4] ). Uit dit groepsgesprek komt naar voren dat de verdachte kennelijk opdrachten kreeg van [profielnaam 2] .
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft behoord tot een gericht samenwerkingsverband met het oogmerk het plegen van oplichting en dat hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen die mede strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk, te weten oplichting.
Daarom is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij, in de periode van 22 mei 2020 tot en met 10 juli 2020 te Leiden en Amsterdam en Harderwijk en Boxtel, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere
nhem, verdachte, en [medeverdachte] en meerdere tot op heden onbekend gebleven personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht;
2
hij, op meerdere tijdstippen, in de periode van 9 juli 2020 tot en met 10 juli 2020 te Leiden en Drachten, tezamen en in vereniging,
met anderen,met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2] en [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van ongeveer 34.985 euro
en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- rekeningnummers,
- pincodes,
- verificatiecodes,
- de (inlog)gegevens (gebruikersnaam en wachtwoord) voor het (internet)bankieren bij de ING bank,
hebbende, verdachte en zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- aan die [naam 2] en [naam 3] een e-mail te sturen, waarin verdachte en zijn mededaders zich voordeden als zijnde de ING bank, waarbij in deze e-mail een URL/link was opgenomen waarmee, na het klikken op die URL/link, personen werden doorgeleid naar een (nep) online ING bank omgeving,
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van de ING,
- ( in die hoedanigheid) die [naam 2] en [naam 3] te wijzen op de frauduleuze aard van de eerder gestuurde e-mail, althans dat sprake was van fraude, en aan te geven dat zij een code moesten invoeren en dat zij geld moesten overmaken om de fraude op te heffen en dat het geld later zou worden teruggestort,
- die [naam 2] en [naam 3] instructies te geven en toestemming te vragen om (vervolgens) geld over te maken naar andere bankrekeningen dan van die
[naam 2] en [naam 3] , zijnde [rekeningnummer 1] en
[rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] ,
- ( vervolgens) de bankpassen en pincodes die horen bij voornoemde bankrekeningen te verwerven en gebruiken,
- een deel van die geldbedragen te pinnen;
3
hij, op 5 juli 2020 te Tolbert, Almere, Leiden en Voorschoten, tezamen en in vereniging,
met anderen,met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 4] en [naam 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van 200 euro en 900 euro
hebbende, verdachte en zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- op een onbekend gebleven wijze in te loggen op de online accounts van de ING bank en de ABN AMRO en de bankrekeningen van die [naam 4] en [naam 5] en een telefoon (iPhone) aan die online accounts en bankrekeningen te koppelen,
- geld over te maken naar een andere bankrekening dan van die [naam 4] en [naam 5] , zijnde [rekeningnummer 5] ,
- ( vervolgens) de bankpassen en pincodes die horen bij voornoemde bankrekeningen te verwerven en gebruiken,
- die geldbedragen te pinnen;
5
hij, op meerdere tijdstippen, omstreeks de periode van 5 juli 2020 tot en met 6 juli
2020 te Leiden en Almere, tezamen en in vereniging,
met anderen,met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 6] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van ongeveer 32.017,78 euro
hebbende, verdachte en zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van de
ABN AMRObank,
- ( in die hoedanigheid) tegen die [naam 6] te zeggen dat meerdere afschrijvingen van haar rekening hadden plaatsgevonden, en aan te geven dat zij geld moest overmaken naar haar betaalrekening en meerdere codes moest invoeren,
- ( vervolgens) geld over te maken naar een andere bankrekeningen dan van die [naam 6] , zijnde [rekeningnummer 6] , [rekeningnummer 7] , [rekeningnummer 8] ,
- ( vervolgens) de bankpassen en pincodes die horen bij voornoemde bankrekeningen te verwerven en gebruiken,
- een deel van die geldbedragen te pinnen;
6
hij, op 6 juli 2020 te Leiden en Schijndel, binnen de gemeente Meierijstad, tezamen en in vereniging,
met anderen,met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door
listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 7] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van ongeveer 17.467 euro
hebbende, verdachte en zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van de Rabobank,
- ( in die hoedanigheid) aan die [naam 7] mede te delen dat verschillende afschrijvingen van banken van de zwarte lijst op zijn bankrekening plaatsvonden,
- die [naam 7] te verzoeken en mede te delen zijn geld tijdelijk veilig te stellen in een kluisrekening en het geld via een nieuwe bankrekening zou worden teruggestort,
- instructies te geven om (vervolgens) geld over te maken naar andere bankrekeningen dan van die [naam 7] , zijnde [rekeningnummer 9] en [rekeningnummer 10] ,
- ( vervolgens) de bankpas en pincode die horen bij voornoemde bankrekening te verwerven en gebruiken,
- een deel van die geldbedragen te pinnen;
7
hij, omstreeks 2 juli 2020 te Leiden en Schoonhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging,
met anderen,met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door
listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 8] , heeft
bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van ongeveer 12.722,88 euro
hebbende, verdachte en zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van de fraudelijn alarmlijn van de ING bank,
- ( in die hoedanigheid) aan die [naam 8] mede te delen dat een grote boeking naar het buitenland had plaatsgevonden,
- die [naam 8] te verzoeken en mede te delen in de ING app in te loggen, haar geld tijdelijk veilig te stellen in een kluisrekening en het geld via een nieuwe bankrekening zou worden teruggestort,
- instructies te geven om (vervolgens) geld over te maken naar andere bankrekeningen dan van die [naam 8] , zijnde [rekeningnummer 11] ,
- ( vervolgens) de bankpas en pincode die horen bij voornoemde bankrekening te verwerven en gebruiken,
- een deel van die geldbedragen te pinnen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair vier maanden hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest. De verdediging verzoekt aan de verdachte een taakstraf op te leggen, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Indien een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, verzoekt de verdediging hieraan een proeftijd van één jaar te koppelen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie met het oogmerk oplichting in de vorm van helpdeskfraude. In een periode van twee maanden zijn er verschillende aangiftes binnengekomen. Deze aangevers zijn gezamenlijk voor meer dan een ton opgelicht. Het vertrouwen van deze slachtoffers is zeer beschadigd. Daarbij valt op dat een aantal van hen 70 jaar of ouder is en dat de verdachte heeft meegewerkt aan misbruik van vertrouwen van deze kwetsbare mensen. De verdachte zat aan het eind van de keten van handelingen: het pinnen van het geld. Daarmee was hij een onmisbaar deel van die keten; hij deed dit voor zijn eigen financiële gewin terwijl hij wel wist dat wat hij deed niet klopte. Dit alles neemt de rechtbank hem kwalijk.
Desalniettemin is het de rechtbank opgevallen dat hij ter zitting openheid van zaken lijkt te hebben gegeven.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 oktober 2024. De verdachte is na 2020 nog een aantal keer in aanraking gekomen met justitie. Voor deze overtredingen heeft de verdachte geldboetes gekregen in 2020, 2021 en 2023. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 23 oktober 2024, waarin de reclassering het recidiverisico laag inschat. De reclassering ziet het sociale netwerk van de verdachte wel als risicofactor. De verdachte komt ’s nachts tijdens zijn werk mensen van vroeger tegen waarmee hij weleens een sigaret rookt. Deze groep staat bekend als een overlastgevende groep.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Daarnaast adviseert de reclassering bij een veroordeling de verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straffen
In de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (hierna: LOVS) staat als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op het opnemen van geld of het gebruik maken van een valse bankpas met geskimde gegevens. De rechtbank acht het, net als de officier van justitie en de verdediging, onwenselijk dat de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt opgelegd omdat de verdachte geen soortgelijke strafbare feiten meer heeft gepleegd en hij zich de afgelopen jaren heeft beziggehouden met het volgen van opleidingen en werk. De rechtbank zal bij de strafoplegging ook rekening houden met de leeftijd van de verdachte ten tijde van de gepleegde feiten en (dus) met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is op 10 juli 2020 in verzekering gesteld. Ten tijde van het wijzen van dit vonnis is de redelijke termijn met ruim twee jaar en vier maanden overschreden. De rechtbank houdt ook rekening met de open proceshouding van de verdachte tijdens de terechtzitting en het feit dat de verdachte heeft verklaard spijt te hebben.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 240 uren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Benadeelde partij [naam 5] (feit 3)
7.1.1
De vordering
[naam 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 900,00 aan materiële schade.
7.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.1.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaart moet worden, aangezien de verdediging heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van feit 3. Bij een bewezenverklaring refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade voldoende is onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3 bewezenverklaarde feit, ter hoogte van het gevorderde bedrag.
Totaal
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 900,00, bestaande uit materiële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 juli 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade op die datum is geleden.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 5] .
7.2
Benadeelde partij [naam 7] (feit 6)
7.2.1
De vordering
[naam 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 506,38, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 6,38 aan materiële schade en
€ 500,00 aan immateriële schade.
7.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de reiskosten naar Slachtofferhulp Nederland van € 6,38 afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, aangezien dit geen rechtstreekse schade is die is veroorzaakt door het strafbare feit. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat het in de genoemde jurisprudentie ter onderbouwing van de vordering niet gaat om vergelijkbare zaken, aangezien in deze zaken de woningen van slachtoffers werden binnengedrongen. De verdediging verzoekt het immateriële gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
7.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De opgevoerde reiskosten met betrekking tot een bezoek aan Slachtofferhulp Nederland van € 6,38 zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f lid 1 van Het Wetboek van Strafvordering (Sv). De benadeelde partij zal in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 361 lid 6 Sv kan de verdachte echter wel worden verwezen in deze door de benadeelde partij gemaakte kosten. Op die grond liggen deze kosten wel voor toewijzing gereed.
Immateriële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post immateriële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij nog de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Totaal
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de proceskosten toewijzen tot een bedrag van
€ 6,38. De schadevergoedingsmaatregel zal hierbij niet worden opgelegd, omdat de proceskosten niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de oplegging van de in artikel 36f lid 1 Sv genoemde maatregel.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van de datum van dit vonnis, omdat niet bekend is wanneer de kosten precies zijn gemaakt maar vast is komen te staan dat de betreffende kosten in ieder geval op deze datum waren gemaakt.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 6,38 en verwijst naar het voorgaande. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage IIIaan dit vonnis is gehecht) onder 4 genoemde voorwerp (€ 55,00) zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van het onder 4 genoemde voorwerp aan de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [verdachte] gelasten van het op de beslaglijst onder 4 genoemde voorwerp. De rechtbank ziet namelijk geen verband tussen het inbeslaggenomen voorwerp (een geldbedrag van € 55,00) en de bewezenverklaarde feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 140 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van de feit 2:
Medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
Medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 6:
Medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 7:
Medeplegen van oplichting;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat die straf
niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
4 (VIER) MAANDEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op twee uren per dag;
de vordering van de benadeelde partij [naam 5] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 900,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2020 tot de dag waarop deze vordering volledig is betaald, te betalen aan [naam 5] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel [naam 5] ;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 5] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 18 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij [naam 7] ;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding voor zover deze betreft “reiskosten voor bezoek aan Slachtofferhulp Nederland”,
bepaalt dat de benadeelde partij voor de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 6,38 (zes euro en achtendertig cent) ter zake van rechtsbijstand te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot de dag waarop de kosten volledig zijn betaald, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
het inbeslaggenomen goed;
gelast de teruggave aan [verdachte] van het op de beslaglijst (
bijlage III) onder 4 genoemde voorwerp, te weten:
4. € 55,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. A.C. Veltink en S.A.E. Tesson, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij, in of omstreeks de periode van 22 mei 2020 tot en met 10 juli 2020 te Leiden en/of Amsterdam en/of Harderwijk en/of Boxtel, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere)
hem, verdachte, en/of [medeverdachte] en/of een of meerdere tot op heden onbekend gebleven personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen
van oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en/of het
plegen van witwassen als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
2
hij, op meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 9 juli 2020 tot en met 10 juli 2020 te Leiden en/of Drachten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 2] en/of [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van ongeveer 34.985 euro
en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- rekeningnummer(s),
- pincode(s),
- verificatiecode(s),
- de (inlog)gegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord) van/voor het (internet)bankieren bij de ING bank,
hebbende, verdachte en/of zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- aan die [naam 2] en/of [naam 3] een e-mail te sturen, waarin verdachte(n) en/of zijn mededader(s) zich voordeed/voordeden als zijnde de ING bank, waarbij in deze e-mail een URL/link was opgenomen waarmee, na het klikken op die URL/link, personen werden doorgeleid naar een (nep) online ING bank omgeving,
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van/bij de ING,
- ( in die hoedanigheid) die [naam 2] en/of [naam 3] te wijzen op de frauduleuze aard van de eerder gestuurde e-mail, althans dat sprake was van fraude, en/of aan te geven dat zij (een) code(s) moest(en) invoeren en/of dat zij geld moest(en) overmaken om de fraude op te heffen en dat het geld later zou worden teruggestort,
- die [naam 2] en/of [naam 3] instructies te geven en/of toestemming te vragen om (vervolgens) geld over te maken naar andere bankrekeningen dan van die [naam 2] en/of [naam 3] , zijnde [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 3] en/of [rekeningnummer 4] ,
- ( vervolgens) de bankpassen en/of pincodes die horen bij voornoemde bankrekeningen te verwerven en/of gebruiken,
- ( een deel van) dat/die geldbedrag(en) te pinnen;
3
hij, op meerdere tijdstippen, op of omstreeks 5 juli 2020 te Tolbert, Almere, Leiden
en/of Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 4] en/of [naam 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van 200 euro en/of 900 euro hebbende, verdachte en/of zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- op een onbekend gebleven wijze in te loggen op de online account(s) van de ING bank en/of de ABN AMRO en/of de bankrekening(en) van die [naam 4] en/of [naam 5] en/of een telefoon (Iphone) aan die online account(s) en/of bankrekening(en) te koppelen,
- geld over te (laten) maken naar een andere bankrekening dan van die [naam 4] en/of [naam 5] , zijnde [rekeningnummer 5] ,
- ( vervolgens) de bankpassen en/of pincodes die horen bij voornoemde bankrekeningen te verwerven en/of gebruiken,
- ( een deel van) dat/die geldbedrag(en) te pinnen;
4
hij, op meerdere tijdstippen, of omstreeks 22 mei 2020 te Leiden en/of Zandvoort,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van ongeveer 10.000 euro
hebbende, verdachte en/of zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van/bij de ABN AMRO,
- ( in die hoedanigheid) die [naam 9] te verzoeken en/of mede te delen zijn geld tijdelijk veilig te stellen in een kluisrekening,
- instructies te geven om (vervolgens) geld over te maken naar andere bankrekening dan van die [naam 9] , zijnde [rekeningnummer 12] ,
- ( vervolgens) de bankpas en/of pincode die horen bij voornoemde bankrekening te verwerven en/of gebruiken,
- ( een deel van) dat/die geldbedrag(en) te pinnen;
5
hij, op meerdere tijdstippen, of omstreeks de periode van 5 juli 2020 tot en met 6 juli
2020 te Leiden en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 6] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van ongeveer 32.017,78 euro
hebbende, verdachte en/of zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van/bij de ING bank,
- ( in die hoedanigheid) tegen die [naam 6] te zeggen dat meerdere afschrijvingen van haar rekening hadden plaatsgevonden, en/of aan te geven dat zij geld moest overmaken naar haar betaalrekening en/of meerdere codes moest invoeren,
- ( vervolgens) geld over te maken naar een andere bankrekeningen dan van die [naam 6] , zijnde [rekeningnummer 6] , [rekeningnummer 7] , [rekeningnummer 8] ,
- ( vervolgens) de bankpassen en/of pincodes die horen bij voornoemde bankrekeningen te verwerven en/of gebruiken,
- ( een deel van) dat/die geldbedrag(en) te pinnen;
6
hij, op meerdere tijdstippen, op of omstreeks 6 juli 2020 te Leiden en/of Schijndel, binnen de gemeente Meierijstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 7] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van ongeveer 17.467 euro
hebbende, verdachte en/of zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van/bij de Rabobank,
- ( in die hoedanigheid) aan die [naam 7] mede te delen dat verschillende afschrijvingen van banken van de zwarte lijst op zijn bankrekening plaatsvonden,
- die [naam 7] te verzoeken en/of mede te delen zijn geld tijdelijk veilig te stellen in een kluisrekening en/of het geld via een nieuwe bankrekening zou worden teruggestort,
- instructies te geven om (vervolgens) geld over te maken naar andere bankrekeningen dan van die [naam 7] , zijnde [rekeningnummer 9] en [rekeningnummer 10] ,
- ( vervolgens) de bankpas en/of pincode die horen bij voornoemde bankrekening te verwerven en/of gebruiken,
- ( een deel van) dat/die geldbedrag(en) te pinnen;
7
hij, op meerdere tijdstippen, op of omstreeks 2 juli 2020 te Leiden en/of Schoonhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 8] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een of meerdere geldbedragen met een totaal van ongeveer 12.722,88 euro
hebbende, verdachte en/of zijn mededaders -zakelijk weergegeven- :
- zich telefonisch voor te doen als medewerker van/bij de fraudelijn alarmlijn van de ING bank,
- ( in die hoedanigheid) aan die [naam 8] mede te delen dat een grote boeking naar het buitenland had plaatsgevonden,
- die [naam 8] te verzoeken en/of mede te delen in de ING app in te loggen, haar geld tijdelijk veilig te stellen in een kluisrekening en/of het geld via een nieuwe bankrekening zou worden teruggestort,
- instructies te geven om (vervolgens) geld over te maken naar andere bankrekeningen dan van die [naam 8] , zijnde [rekeningnummer 11] ,
- ( vervolgens) de bankpas en/of pincode die horen bij voornoemde bankrekening te verwerven en/of gebruiken,
- ( een deel van) dat/die geldbedrag(en) te pinnen.

Voetnoten

1.HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264; HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.