ECLI:NL:RBDHA:2024:20013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
NL24.39525 en NL24.39526
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling opvolgende asielaanvraag en niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft eiser op 24 september 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die door de Minister van Asiel en Migratie op 27 september 2024 niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van eiser tegen deze niet-ontvankelijkverklaring behandeld op 12 november 2024. Eiser, die zich in grensdetentie bevindt, was niet aanwezig bij de zitting en heeft zijn gemachtigde, mr. J.W.F. Menick, gestuurd. Eiser heeft in zijn eerste asielaanvraag gesteld dat hij Somalische nationaliteit heeft en bedreigd is door Al-Shabaab. De rechtbank heeft eerder zijn eerste aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij de opvolgende aanvraag heeft eiser drie documenten overgelegd: een geboorteakte, een identiteitsverklaring en een levensloopverklaring. Verweerder heeft deze documenten als niet relevant beoordeeld, omdat ze eerder al in een andere procedure zijn ingediend en als evident vals zijn aangemerkt. Eiser heeft ook verklaard dat hij telefonisch van zijn oom in Somalië heeft vernomen dat zijn familieleden zijn aangevallen door Al-Shabaab, maar verweerder heeft deze informatie als niet relevant beschouwd voor de beoordeling van de asielaanvraag.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen nieuwe en relevante elementen heeft ingebracht die de niet-ontvankelijkverklaring kunnen weerleggen. De rechtbank heeft de conclusie van verweerder onderschreven dat de overgelegde documenten niet authentiek zijn en dat de gestelde problemen met Al-Shabaab geen betekenis hebben zonder een onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.39525 en NL24.39526
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] ,verweerder
(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Inleiding

1. Eiser heeft op 24 september 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 september 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. [2] In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn opvolgende asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1 De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 12 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J.W.F. Menick als waarnemend gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser heeft door middel van een afstandsverklaring laten weten dat hij niet aanwezig zal zijn bij de zitting. Eiser bevindt zich in grensdetentie.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Voorgeschiedenis2. Eiser heeft bij zijn eerste asielaanvraag gesteld dat hij geboren is op [geboortedag] 1998 en de Somalische nationaliteit bezit. Eiser heeft gesteld te zijn bedreigd en mishandeld door leden van Al-Shabaab. Eiser is hierna gevlucht naar Kenia en is met hulp van een mensensmokkelaar naar Nederland gereisd. Hierbij zou hij gebruik hebben gemaakt van een vals Keniaans paspoort op naam van [naam] , geboren op [geboortedag] 1994. Bij aankomst op Schiphol heeft eiser dit paspoort weggegooid en diezelfde dag asiel aangevraagd. De eerste asielaanvraag is bij besluit van 7 juli 2024 als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep hiertegen is door de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Haarlem, bij uitspraak van 22 augustus 2024 ongegrond verklaard. [3]
Huidige aanvraag
2.1.
Eiser heeft bij zijn opvolgende aanvraag drie (originele) documenten overgelegd: een geboorteakte, een identiteitsverklaring en een levensloopverklaring. Verder heeft eiser verklaard dat hij telefonisch van zijn oom in Somalië heeft vernomen dat zijn oom en broer zijn aangevallen door de Al-Shabaab en dat de Al-Shabaab op zoek is naar eiser.
Wat vindt verweerder?3. Volgens verweerder heeft eiser geen nieuwe elementen of bevindingen aangevoerd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van de opvolgende aanvraag. De door eiser overgelegde geboorteakte, identiteitsverklaring en de levensloopverklaring zijn nieuw, maar niet relevant voor de beoordeling van zijn opvolgende aanvraag, omdat eiser in de vorige procedure een kopie van de geboorteakte en de identiteitsverklaring heeft overgelegd en toen is vastgesteld dat de inhoud ervan erop duidt dat deze documenten evident vals zijn. De levensloopverklaring is verder, zoals volgt uit onderzoek door Bureau Documenten, zeer wel mogelijk niet bevoegd opgemaakt en afgegeven en onderbouwt eisers gestelde identiteit en nationaliteit niet. Eisers gestelde problemen, die betrekking hebben op Al-Shabaab, hebben alleen betekenis tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. Gelet hierop heeft verweerder eisers aanvullingen op zijn asielmotief voor wat betreft de gestelde problemen met Al-Shabaab op voorhand als niet relevant aangemerkt.
Wat vindt eiser in beroep?4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens eiser kan de aanvraag niet niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verweerder de nieuwe originele documenten heeft onderzocht op echtheid en authenticiteit. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van de Rechtbank Den Bosch. [4] Volgens eiser heeft hij voldoende documenten overgelegd om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen en voldoende aangetoond dat hij gebruik heeft gemaakt van een vals Keniaans paspoort.
Daarnaast heeft eiser zelf contact gehad met de Somalische ambassade, die hem heeft doorverwezen naar het ministerie van Buitenlandse Zaken in Somalië. Dit ministerie zal op korte termijn bevestigen dat de door eiser overgelegde identificatiedocumenten authentiek zijn en door bevoegde autoriteiten in Somalië zijn afgegeven.
Volgens eiser heeft hij, overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2024 [5] , oprechte inspanningen geleverd om een verklaring te verkrijgen over zijn paspoort en/of nationaliteit van de Keniaanse autoriteiten. Hij heeft de Keniaanse ambassade hierover meerdere keren gemaild. Eiser legt in dit verband e-mails over opgesteld tussen 2 oktober 2024 en 10 november 2024. Eiser zit in detentie en is beperkt in zijn handelen. Verweerder had op grond van de samenwerkingsverplichting zelf contact op kunnen nemen met de Somalische of Keniaanse ambassade om de identiteit en nationaliteit van eiser te bevestigen. Ook had verweerder het Keniaanse paspoort kunnen onderzoeken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt vast dat eiser in de vorige beroepsprocedure twee van de drie stukken, te weten de geboorteakte en de identiteitsverklaring, al in kopie heeft overgelegd. Uit de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 22 augustus 2024 volgt dat de inhoud van die documenten erop duidt dat de documenten niet authentiek zijn. Zo was de identiteitsverklaring afgegeven op 9 juli 2024 en was daarop een recente pasfoto en een vingerafdruk van eiser opgenomen, terwijl eiser op de afgiftedatum in bewaring zat in Nederland. Daarnaast was de geboorteakte afgegeven door de burgemeester van een plaats waar eiser niet zou hebben gewoond. De originele documenten, die in deze procedure zijn ingediend, zijn door Bureau Documenten onderzocht. Uit dit onderzoek is niet komen vast te staan dat het authentieke documenten betreft. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat, zelfs indien deze originele documenten als nieuw zouden moeten worden aangemerkt, deze documenten daarom niet relevant zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag. Daarbij komt dat corruptie vaak voorkomt in Somalië en dat documenten via fixers geregeld kunnen worden.
5.1
Ten aanzien van de levensloopverklaring heeft verweerder zich op juiste gronden op het standpunt gesteld dat, hoewel deze verklaring nieuw is, ook dit document niet relevant is voor de beoordeling van de opvolgende asielaanvraag. Door Bureau documenten is na onderzoek geconcludeerd dat het document zeer wel mogelijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Bovendien heeft eiser verklaard dat het document op verzoek en op basis van de verklaringen van zijn moeder en een stamhoofd is opgesteld door een burgemeester die eiser niet kent. Daarom kan aan dit document geen enkele waarde worden toegekend.
5.2
Voor zover eiser stelt dat de door hem overgelegde e-mails aan de Keniaanse ambassade als een nieuw element moet worden aangemerkt, heeft verweerder ter zitting zich op het standpunt gesteld dat ook deze e-mails niet relevant zijn. Uit deze eenzijdige correspondentie blijkt immers niet dat eiser niet de Keniaanse nationaliteit. Verweerder heeft erop gewezen dat eiser zich onvoldoende heeft ingespannen om een verklaring te verkrijgen van de Keniaanse autoriteiten waaruit blijkt dat zij het betreffende paspoort waarmee eiser heeft gereisd aanmerken als al dan niet rechtsgeldig afgegeven en/of eiser al dan niet als hun onderdaan beschouwen. Het uitsturen van enkele e-mails is daartoe onvoldoende. Zo hadden eiser en zijn gemachtigde ook kunnen bellen en had zijn gemachtigde eventueel langs de Keniaanse ambassade kunnen gaan. Nu niet kan worden gesproken van een oprechte inspanning van de zijde van eiser, behoefde verweerder de Keniaanse autoriteten niet zelf te benaderen. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2024 slaagt daarom niet.
5.3
Tot slot oordeelt de rechtbank dat eisers gestelde problemen die betrekking hebben op Al-Shabaab alleen betekenis kunnen hebben tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2017. [6] Nu eiser geen nieuwe én relevante elementen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst heeft ingebracht, heeft verweerder de verklaringen van eiser over zijn problemen met Al Shabaab bij de opvolgende aanvraag terecht niet als relevant aangemerkt. Aan de stelling van eiser dat verweerder tijdens de gehoren geen omgevingsvragen heeft gesteld om te kunnen beoordelen of eiser uit Somalië komt, zal de rechtbank voorbij gaan, omdat dit punt reeds in de vorige procedure is beoordeeld.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiser aan zijn opvolgende asielaanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd, die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van de opvolgende aanvraag. Nu verweerder de overgelegde documenten heeft onderzocht in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid (stap 1, fase 1 en fase 2) [7] , heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft de opvolgende asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van N. Bagheri, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, 7 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6993, r.o. 17.
5.Uitspraak van de Raad van State van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071, rechtsoverweging 4 en 5.
6.ECLI:NL:RVS:2017:292, onder 5.1.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:208 en de Werkinstructie 2023/7.