In deze zaak heeft eiser op 24 september 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die door de Minister van Asiel en Migratie op 27 september 2024 niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van eiser tegen deze niet-ontvankelijkverklaring behandeld op 12 november 2024. Eiser, die zich in grensdetentie bevindt, was niet aanwezig bij de zitting en heeft zijn gemachtigde, mr. J.W.F. Menick, gestuurd. Eiser heeft in zijn eerste asielaanvraag gesteld dat hij Somalische nationaliteit heeft en bedreigd is door Al-Shabaab. De rechtbank heeft eerder zijn eerste aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen.
Bij de opvolgende aanvraag heeft eiser drie documenten overgelegd: een geboorteakte, een identiteitsverklaring en een levensloopverklaring. Verweerder heeft deze documenten als niet relevant beoordeeld, omdat ze eerder al in een andere procedure zijn ingediend en als evident vals zijn aangemerkt. Eiser heeft ook verklaard dat hij telefonisch van zijn oom in Somalië heeft vernomen dat zijn familieleden zijn aangevallen door Al-Shabaab, maar verweerder heeft deze informatie als niet relevant beschouwd voor de beoordeling van de asielaanvraag.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen nieuwe en relevante elementen heeft ingebracht die de niet-ontvankelijkverklaring kunnen weerleggen. De rechtbank heeft de conclusie van verweerder onderschreven dat de overgelegde documenten niet authentiek zijn en dat de gestelde problemen met Al-Shabaab geen betekenis hebben zonder een onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.