ECLI:NL:RBDHA:2024:19970
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen
Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van twee opposanten tegen een eerdere uitspraak van 2 oktober 2024, waarin hun beroep tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn, zoals vastgesteld in de WBV 2023/3, nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was. De opposanten stelden verzet in, maar vroegen niet om een zitting. De rechtbank besloot op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb zonder zitting uitspraak te doen.
In de overwegingen van de rechtbank werd ingegaan op de argumenten van de opposanten, die stelden dat er divergentie was binnen de rechtspraak over de rechtsgeldigheid van de verlenging van de beslistermijn in asielzaken. Ze verwezen naar eerdere uitspraken die hun standpunt ondersteunden. De rechtbank concludeerde echter dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het eerdere oordeel en dat de argumenten in verzet niet nieuw waren en niet tot een andere uitkomst konden leiden. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep open.