ECLI:NL:RBDHA:2024:19970

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
NL24.36367 V en NL24.36368 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van twee opposanten tegen een eerdere uitspraak van 2 oktober 2024, waarin hun beroep tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn, zoals vastgesteld in de WBV 2023/3, nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling prematuur was. De opposanten stelden verzet in, maar vroegen niet om een zitting. De rechtbank besloot op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb zonder zitting uitspraak te doen.

In de overwegingen van de rechtbank werd ingegaan op de argumenten van de opposanten, die stelden dat er divergentie was binnen de rechtspraak over de rechtsgeldigheid van de verlenging van de beslistermijn in asielzaken. Ze verwezen naar eerdere uitspraken die hun standpunt ondersteunden. De rechtbank concludeerde echter dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het eerdere oordeel en dat de argumenten in verzet niet nieuw waren en niet tot een andere uitkomst konden leiden. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.36367 V en NL24.36368 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[oppossant 1], opposant 1, [1]
V-nummer: [V-nummer 1]
[oppossant 2], opposant 2,
V-nummer: [V-nummer 2]
Hierna gezamenlijk te noemen: opposanten,
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij uitspraak van 2 oktober 2024 [2] , bekendgemaakt op 3 oktober 2024, heeft de rechtbank het beroep van opposanten kennelijk niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [3]
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposanten hebben niet verzocht om op zitting te worden gehoord. De rechtbank doet op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposanten tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beslistermijn gelet op de WBV 2023/3 [4] nog niet was verstreken. Dit betekent dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend, hetgeen heeft geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
2. In verzet kan alleen worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot zijn kennelijke oordeel is gekomen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een behandeling op zitting in beroep ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de kennelijke uitkomst.
3. Opposanten voeren het volgende aan. Er is sprake van divergentie binnen de rechtspraak over de rechtsgeldigheid van de verlenging van beslistermijn in asielzaken, waardoor deze zaak zich niet leent voor afdoening buiten zitting. Ter onderbouwing verwijzen opposanten naar verschillende uitspraken [5] waarin is geoordeeld dat de beslistermijn voor asielaanvragen die zijn ingediend in 2023 niet rechtsgeldig met negen maanden is verlengd middels de WBV 2023/3. Ook verwijzen opposanten naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch. [6] Dit betreft een vergelijkbare zaak waarin het verzet gegrond is verklaard.
4. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor het oordeel dat niet tot een kennelijk oordeel kon worden gekomen. In verzet zijn geen argumenten naar voren gebracht die in het geval van een normale behandeling (ter zitting) hadden kunnen worden aangevoerd en waardoor twijfel zou zijn ontstaan over de uitkomst van het beroep. [7] In de aangevallen uitspraak is verwezen naar de uitspraken van deze zittingsplaats van 19 april 2024 [8] . In deze uitspraken heeft de rechtbank overwogen dat de beantwoording van de aanhangige prejudiciële vragen niet kan worden afgewacht. Dat sprake is van divergerende rechtspraak staat naar het oordeel van de rechtbank als zodanig niet in de weg aan vereenvoudigde afdoening van de zaken.
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van A.A.M. Mangroe, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235; in werking getreden op 26 januari 2023.
5.Opposanten verwijzen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 24 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:617, de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 13 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3346 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 20 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3828.
6.Van 5 oktober 2023, ECLI:NL:RBOBR:2024:2192.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2177.