ECLI:NL:RBDHA:2024:19967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
NL24.36514, NL24.36516, NL24.36518, NL24.36520, NL24.36522 en NL24.36524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoepen wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een aantal asielzaken, waarbij eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A.W.J. van der Meer, in beroep gingen tegen besluiten van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 18 september 2024 besloten de asielaanvragen van de eisers niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht zonder zitting behandeld.

Tijdens de procedure heeft de rechtbank ambtshalve onderzocht of de eisers nog procesbelang hadden bij hun beroepen. De minister had op 22 november 2024 meegedeeld dat de eisers op 13 november 2024 met onbekende bestemming waren vertrokken, en op 26 november 2024 had de gemachtigde van eisers aangegeven geen contact meer te hebben met hen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, in beginsel geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming.

Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat de eisers geen procesbelang meer hadden bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen. De rechtbank heeft daarom de beroepen niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.36514, NL24.36516, NL24.36518, NL24.36520, NL24.36522 en NL24.36524

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] , V-nummer: [V-nummer 1]

[eiser 2], V-nummer: [V-nummer 2]
[eiser 3], V-nummer: [V-nummer 3]
[eiser 4], V-nummer: [V-nummer 4]
[eiser 5], V-nummer: [V-nummer 5]
[eiser 6], V-nummer: [V-nummer 6]
[eiser 7], V-nummer: [V-nummer 7]
hierna gezamenlijk aan te duiden als: eisers
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder.
(gemachtigde: mr. E. Amtink).

Procesverloop

Bij besluiten van 18 september 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling hiervan.
Tegen de bestreden besluiten hebben eisers op 19 september 2024 beroepen ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eisers procesbelang hebben bij de beroepen. Verweerder heeft op 22 november 2024 meegedeeld dat eisers volgens meldingen van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op 13 november 2024 met onbekende bestemming zijn vertrokken. Op 26 november 2024 heeft de gemachtigde van eisers meegedeeld geen contact meer te hebben met eisers.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Dit is anders als de vreemdeling contact met zijn gemachtigde onderhoudt. [1]
3. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eisers neemt de rechtbank aan dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken en dat zij geen prijs meer stellen op de door hun aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Daarom hebben eisers geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van de door hun ingestelde beroepen tegen de bestreden besluiten.
4. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.