ECLI:NL:RBDHA:2024:19961

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
AWB 24/17198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake overplaatsing van minderjarige asielzoeker naar meerderjarigenopvang

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die is overgeplaatst van een minderjarigenopvang naar een meerderjarigenopvang. De verzoeker, die in de procedure wordt vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, heeft bezwaar gemaakt tegen de overplaatsing, die door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) is aangekondigd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 november 2024 behandeld, waarbij ook de gemachtigden van het COa en een jeugdbeschermer aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht, maar wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker en het COa af, waarbij het COa zich baseert op de geboortedatum die door de Minister van Asiel en Migratie is vastgesteld. Verzoeker heeft eerder verklaard dat zijn geboortedatum 2006 is, maar heeft later aangegeven dat dit 2008 moet zijn. De voorzieningenrechter concludeert dat het COa in beginsel mag uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel.

De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker geen onderbouwende documenten heeft overgelegd die zijn bewering over zijn geboortedatum ondersteunen. De voorzieningenrechter concludeert dat het COa niet hoeft te wachten met de overplaatsing totdat de minister heeft beslist op het verzoek om wijziging van de geboortedatum. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/17198
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 november 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [verblijfplaats] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (het COa)

(gemachtigden: A. van Beurden en E. Bottema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de overplaatsing van verzoeker van een minderjarigenopvang naar een meerderjarigenopvang.
1.1.
Met een kennisgeving per e-mailbericht van 28 oktober 2024 heeft het COa aan verzoeker kenbaar gemaakt dat hij op 5 november 2024 wordt overgeplaatst naar een meerderjarigenopvang. Verzoeker heeft hiertegen op 28 oktober 2024 bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.2.
Bij besluit van 1 november 2024 heeft het COa bepaald dat verzoeker zal worden overgeplaatst naar een reguliere opvangvoorziening. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingediend bij deze rechtbank.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, G.A. Babey als tolk, de gemachtigden van het COa en [voogd] , jeugdbeschermer namens Stichting Nidos.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht door betalingsonmacht. De voorzieningenrechter oordeelt dat voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling. De voorzieningenrechter verleent verzoeker daarom vrijstelling van de betaling van het griffierecht.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het COa die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af.
De feiten
4. Verzoeker heeft zowel bij een eerdere asielaanvraag van 21 december 2023 als bij het indienen van een herhaalde asielaanvraag op 20 juni 2024 verklaard dat zijn geboortedatum [geboortedatum 1] 2006 is. Tijdens een nader gehoor in de tweede asielprocedure heeft verzoeker echter verklaard dat zijn geboortedatum [geboortedatum 2] 2008 moet zijn en dat hij zich heeft vergist bij het omrekenen van de Ethiopische geboortedatum ( [geboortedatum 3] 2000) naar de Westerse kalender. Op 17 oktober 2024 heeft de Minister van Asiel en Migratie (de minister) een zogenoemde leeftijdsschouw uitgevoerd, en daarbij vastgesteld dat er twijfel bestaat over de minderjarigheid van verzoeker. De minister heeft de in eerste instantie opgegeven geboortedatum van verzoeker, [geboortedatum 1] 2006, als zijn geboortedatum aangehouden.
5. Op 10 oktober 2024 heeft verzoeker bij de minister een verzoek ingediend om zijn geboortedatum te wijzigen in [geboortedatum 2] 2008. Op 17 oktober 2024 heeft hij bij de minister bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat op dit verzoek èn op het bezwaar nog geen reactie is gevolgd.
Ter zitting is gebleken dat verzoeker op 4 november 2024 beroep heeft ingediend tegen het overplaatsingsbesluit van het COa van 1 november 2024. De voorzieningenrechter merkt daarom - met instemming van partijen - het verzoek om een voorlopige voorziening aan als connex aan de beroepsprocedure tegen het overplaatsingsbesluit van 1 november 2024.
6. Bij e-mailbericht van 28 oktober 2024 heeft het COa aan een medewerker van Stichting Nidos meegedeeld dat verzoeker op 29 oktober 2024 wordt overgeplaatst van de minderjarigenopvang in [verblijfplaats] naar een meerderjarigenopvang in [plaats] . Het COa gaat daarbij uit van de door de minister vastgestelde geboortedatum van verzoeker van [geboortedatum 1] 2006 en ziet geen aanknopingspunten voor een oordeel dat verzoeker desondanks als minderjarig moet worden beschouwd. Verzoeker stelt dat hij zich bij het omrekenen van zijn geboortedatum van de Ethiopische kalender naar de Westerse kalender heeft vergist en dat zijn geboortedatum [geboortedatum 2] 2008 is, zodat hij op dit moment nog niet meerderjarig is.
Spoedeisend belang
7. Ter zitting heeft het COa verklaard dat de overplaatsing van verzoeker wordt uitgesteld tot na de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, vermoedelijk binnen één à twee weken na deze uitspraak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee een spoedeisend belang gegeven.
Standpunten van partijen
8. Verzoeker voert aan dat hij op dit moment 16 jaar oud is en bij de minister een verzoek heeft gedaan om wijziging van de geboortedatum, waarop nog niet is gereageerd Zo lang daarop niet is gereageerd, dient het COa uit te gaan van zijn minderjarigheid en mag verzoeker niet worden overgeplaatst naar een meerderjarigenopvang. Verzoeker verwijst hierbij naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 juli 2022. [1] Verzoeker heeft voorts een brief overgelegd van Stichting NIDOS van 4 november 2024, opgesteld door [voogd] , voogd van verzoeker. Het COa stelt zich op het standpunt dat – kort weergegeven - de minister de door hem vastgestelde geboortedatum deugdelijk heeft gemotiveerd waarom van de vastgestelde geboortedatum moet worden uitgegaan en dat verzoeker verschillende verklaringen over zijn geboortedatum heeft gegeven zonder daarbij onderbouwende documenten te overleggen. Het Coa ziet geen aanleiding of grondslag om bij de totstandkoming van een eigen oordeel af te wijken van het oordeel van de minister. Voor zover er tijdens de schouw twijfel is over de leeftijd van verzoeker stelt het Coa dat die twijfel niet zonder meer in het voordeel van verzoeker hoeft uit te vallen. Niet is gebleken dat het COa in haar verantwoordelijkheid voor het verlenen van adequate opvang aan kwetsbare doelgroepen de minister kan of moet overreden terzake zijn eigen beleid. Ter zitting heeft het COa verklaard dat te zijner tijd pogingen zullen worden gedaan om verzoeker over te plaatsen in de regio, zodat de begeleiding door NIDOS op dezelfde voet en met dezelfde begeleider kan worden voortgezet.
Toetsingskader en beoordeling
9. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011,volgt dat het COa in beginsel mag uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister. Dit is anders als een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn leeftijd, bijvoorbeeld als een vreemdeling te kennen heeft gegeven dat hij bij de minister is opgekomen tegen de leeftijdsbepaling en op welke gronden hij dat heeft gedaan. In dat geval moet het COa navraag doen bij de minister over de leeftijdsbepaling en daarover in samenspraak met de minister zelf een standpunt vormen in het kader van de opvangbehoefte van de vreemdeling.
10. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt de voorzieningenrechter af dat verzoeker bij zijn eerste asielaanvraag meermaals heeft verklaard dat zijn geboortedatum [geboortedatum 1] 2006 is. Ook bij de tweede asielaanvraag heeft verzoeker verklaard dat zijn geboortedatum [geboortedatum 1] 2006 is. Eerst bij een nader gehoor op 17 oktober 2024 heeft verzoeker verklaard dat zijn geboortedatum [geboortedatum 2] 2008 is. Dit komt niet overeen met de eerdere verklaringen over zijn geboortedatum, en evenmin met een door hem in Italië afgelegde verklaring dat hij op [geboortedatum 4] 2006 is geboren. Verzoeker heeft zijn geboortedatum op geen enkele manier onderbouwd. Bovendien blijkt uit de memo van de minister van 30 oktober 2024 dat een geboortedatum in 2008 (qua chronologie) niet strookt met zijn verklaringen over zijn schoolperiode. Tot en met het tijdstip van de zitting heeft verzoeker geen originele of indicatieve documenten overgelegd die zijn betoog ondersteunen. Aan de verklaring van NIDOS kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen doorslaggevende betekenis worden toegekend, nu gesteld noch gebleken is dat de opsteller van deze verklaring specifiek deskundig is op het gebied van leeftijdvaststelling.
11. Het COa is in overleg getreden met de minister, heeft de memo van de minister van 30 oktober 2024 over de leeftijdsbepaling van verzoeker in zijn besluitvorming betrokken en een eigen standpunt ingenomen in het besluit van 1 november 2024. Verder is het COa ingegaan op het nadere standpunt van verzoeker in zijn nadere gronden van 4 november 2024. Op grond hiervan is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat het COa heeft mogen besluiten dat verzoeker onvoldoende aanknopingspunten heeft geboden om ten aanzien van zijn leeftijd het standpunt van de minister hierover niet over te nemen. De verwijzing naar het arrest Darboe en Camara volgt de voorzieningenrechter dan ook niet omdat dit arrest er niet toe strekt dat het COa als de meerderjarigheid van een vreemdeling ter discussie wordt gesteld moet uitgaan van de minderjarigheid van de vreemdeling.
Voorts heeft het COa zich ingespannen om voor verzoeker opvang in [plaats] , in de nabijheid van het opvangcentrum waar verzoeker nu verblijft, te verzorgen zodat de begeleiding door zijn jeugdbeschermer namens Stichting Nidos nog op dezelfde voet kon worden doorgezet. Deze begeleiding kan worden gegeven tot 21 januari 2025, en daarna mogelijk nog worden voortgezet gedurende drie maanden. Verder had het Coa ook in persoonlijk vervoer naar [plaats] voorzien. Voorts heeft het COa bij de voorgenomen overplaatsing van verzoeker in voldoende mate rekening gehouden met de bijzondere opvangbehoeften van verzoeker. Ter zitting heeft het COa verklaard dat dit bij een komende overplaatsing ook het streven zal zijn.
12. Een beroep op de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 22 februari 2024 (M.H. en S.B. tegen Hongarije, nrs. 10940/17 en 15977/17) geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een ander oordeel, omdat dit arrest betrekking heeft op detentie van minderjarigen en niet op het verblijf in een opvangvoorziening met maatwerkvoorzieningen zoals in het onderhavige geval.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het COa niet hoeft te wachten met de overplaatsing van verzoeker totdat de minister heeft beslist op het verzoek om aanpassing van de geboortedatum van verzoeker.
13.1.
Er is geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024 door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, griffier.
de griffier is verhinderd om deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUDO005797/17 (Darboe en Camara tegen Italië).