ECLI:NL:RBDHA:2024:1995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/09/661047/KG RK 24-196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 19 februari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de stichting Women’s Initiatives Network, die de wraking had verzocht van mr. J.C. Sluymer, de rechter die eerder een zaak tussen dezelfde partijen had behandeld. De verzoekster stelde dat de rechter in die eerdere procedure zich al had uitgelaten over de inhoud van de zaak en dat dit een aanwijzing voor partijdigheid zou kunnen zijn. De wrakingskamer oordeelde echter dat het feit dat de rechter eerder een zaak tussen dezelfde partijen had behandeld, op zichzelf niet voldoende was om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De verzoekster had onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid zouden opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek kennelijk ongegrond was. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/6
zaak- /rekestnummer: C/09/661047 / KG RK 24-196
Beslissing van 19 februari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
de stichting Women’s Initiatives Network,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. J.C. Sluymer,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 5 februari 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10817625 \ RL EXPL 23-19780 tussen verzoekster en de stichting Stichting Staedion.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd:
“Ik wraak u omdat u in een eerdere procedure tussen deze partijen al heeft opgetreden en
omdat in die procedure al over de inhoud van de zaak is gesproken. Die vorige zaak betreft dezelfde feiten en omstandigheden die in deze zaak aan de orde komen en u heeft zich toen ook al uitgelaten over een aantal stellingen van WIN. U heeft daarover toen weliswaar geen oordeel gegeven, maar wel heeft u gesproken over de diplomatieke status van Mutesa.
Verder heeft u in die vorige procedure aangegeven dat u het die zitting niet over de door
WIN gestelde gebreken aan het gehuurde wilde hebben, terwijl die wel in de dagvaarding
benoemd zijn en ik ter zitting heb verzocht die gebreken te bespreken.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoekster heeft gesteld dat de rechter al in een eerdere procedure tussen dezelfde partijen heeft opgetreden, dat er toen over de inhoud van de hoofdzaak is gesproken, dat de rechter zich toen al heeft uitgelaten over een aantal stellingen van verzoekster en dat de rechter in die andere procedure heeft aangegeven dat hij door verzoekster aangedragen punten niet wilde bespreken, terwijl verzoekster wel daarom had verzocht.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is en zal het verzoek daarom afwijzen. Hiertoe is het volgende redengevend.
3.4.
Dat de rechter een eerdere zaak tussen dezelfde partijen heeft behandeld, is op zichzelf niet een omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Dit zou anders kunnen zijn als de rechter bij de behandeling van die zaak uitlatingen heeft gedaan of gehandeld heeft op een manier, dat daarin een aanwijzing ligt voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid bij de behandeling van deze zaak. Hiertoe heeft verzoekster onvoldoende gesteld. Uit het feit dat in de andere procedure is gesproken over de diplomatieke status van Mutesa volgt dit niet. Zoals verzoekster zelf heeft aangegeven, is door de rechter bij de behandeling van de eerdere zaak geen oordeel gegeven. Verzoekster heeft dus onvoldoende geconcretiseerd welke bijzondere omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de rechter.
3.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling van een wrakingsverzoek is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar gemachtigde;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, E.E. Schotte en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.