ECLI:NL:RBDHA:2024:1993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiseres op 18 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent in het kader van nareis. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter geen besluit genomen op deze aanvraag. Eiseres heeft hiertegen een beroepschrift ingediend, waarop de rechtbank op 3 oktober 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen acht weken een besluit te nemen. Ondanks deze uitspraak heeft de staatssecretaris geen besluit genomen, wat heeft geleid tot een nieuw beroep van eiseres op 14 december 2023 wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft in deze uitspraak vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat er geen termijn verbonden is aan het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de staatssecretaris opnieuw een termijn van acht weken gegeven om een besluit te nemen, en heeft bepaald dat er een dwangsom van € 200,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor de staatssecretaris geen griffierecht hoeft te vergoeden.

De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en eiseres geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39209

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres

V-nummer: [nummer]
mede namens haar minderjarige kind
[naam 2], V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Inleiding

Eiseres heeft op 18 oktober 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig
verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] (referent) in het kader van
nareis.
De staatssecretaris heeft geen besluit genomen. Eiseres heeft tegen het uitblijven van een besluit een beroepschrift ingediend. Bij uitspraak van 3 oktober 2023 heeft deze rechtbank, en zittingsplaats, het beroep van eiseres gegrond verklaard (NL23.14219). De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Op 14 december 2023 heeft eiseres, na een ingebrekestelling van de staatssecretaris op 29 november 2023, wederom een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
4. Op grond van het tweede lid van artikel 6:12 van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. In de uitspraak van 3 oktober 2023 van deze rechtbank (zie procesverloop) heeft de rechtbank aan de staatssecretaris een concrete beslistermijn van acht weken gegeven, waarbinnen hij het besluit bekend moet maken, dan wel binnen twintig weken als de staatssecretaris binnen de termijn van acht weken besluit tot nader onderzoek. De staatssecretaris heeft noch een besluit bekend gemaakt, noch binnen acht weken besloten tot een nader onderzoek. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. De rechtbank hecht er aan om het volgende op te merken. Zoals hiervoor onder 5. is vastgesteld, heeft de staatssecretaris niet binnen de eerder door de rechtbank gegeven termijn beslist. Inmiddels is de aan die uitspraak verbonden rechterlijke dwangsom van € 7.500 belopen. Verder zijn wederom meerdere maanden verstreken en de staatssecretaris heeft nog geen besluit op de aanvraag van eiseres bekend gemaakt. Het is de rechtbank zelfs niet bekend of de staatssecretaris enige activiteit heeft ondernomen. Omdat de staatssecretaris nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 [1] volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de staatssecretaris. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op de aanvraag.
7. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5).
9. Eiseres is wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat de staatssecretaris geen griffierecht hoeft te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 200,-- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,--;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.