ECLI:NL:RBDHA:2024:19864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
NL24.26172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van een minderjarige uit Jemen in het licht van de humanitaire situatie en geweldsniveau

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024, wordt het beroep van eiser, een minderjarige met de Jemenitische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 10 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 20 juni 2024 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt de vraag of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het actuele geweldsniveau en de humanitaire situatie in Jemen, en of deze factoren afdoende zijn betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag op basis van artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Jemen. Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met een relaas over de onveilige situatie in zijn woonplaats, waar hij en zijn familie regelmatig het doelwit zijn van geweld en rekrutering door gewapende groeperingen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak en concludeert dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26172

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C. Mayne),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 10 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 juni 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, Y. E-RRamdani als tolk, en de gemachtigde van verweerder. Ook waren [naam 1] en [naam 2] (Nidos), en [naam 3] (Jeugdbescherming) bij de zitting aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Jemenitische nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 2007. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij uit Jemen is vertrokken omdat zijn woonplaats is verdeeld door meerdere gewapende groeperingen die onderling vechten. Het huis van eiser en zijn familie staat in de vuurlinie, omdat in de buurt een overheidsgebouw staat dat regelmatig doelwit is van geweld. Zijn huis is tijdens gevechten door kogels geraakt. Eiser kan hierdoor vaak niet naar buiten. In maanden waarin de strijdende partijen minder vechten, zijn eiser en zijn ouders meermaals benaderd om eiser te laten deelnemen aan militaire trainingen of educatieve bijeenkomsten van de Houthi’s. Het werkelijke doel van die bijeenkomsten is rekrutering. Eén keer was eiser met zijn moeder onderweg naar het ziekenhuis, en toen is een auto voor hen ontploft, vermoedelijk door een landmijn. Ook is eisers school aangevallen en werd hij gediscrimineerd toen hij met zijn vader op bezoek was in een plaats in het zuiden van Jemen, omdat hij uit het noorden afkomstig is. Tot slot is eiser ’s nachts, onderweg naar een winkel, tegengehouden door gewapende mannen en een halfuur ondervraagd.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder het volgende geloofwaardig geachte relevante element:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
Verweerder wijst de aanvraag van eiser af, omdat hij geen gegronde vrees heeft voor vervolging en hij bij een terugkeer naar Jemen geen reëel risico op ernstige schade loopt. Volgens verweerder is eisers vrees om gedwongen te worden gerekruteerd niet aannemelijk. Ook heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt omdat zijn huis vlakbij een overheidsgebouw staat dat regelmatig doelwit is van geweld. Ook overigens heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege individuele omstandigheden een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld in Jemen. In Jemen is volgens verweerder adequate opvang voor eiser, omdat zijn ouders daar wonen. Verweerder vaardigt tegen eiser een terugkeerbesluit uit waarin is bepaald dat hij Nederland binnen vier weken moet verlaten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank heeft zich bij uitspraak van heden in de zaak met NL24.23848 uitgelaten over de vraag of verweerder voldoende en op de juiste wijze rekening heeft gehouden met het actuele geweldsniveau en de humanitaire situatie in Jemen. Nu de overwegingen van die uitspraak, in onderhavige zaak van overeenkomstige toepassing zijn, volstaat de rechtbank met een verwijzing naar die uitspraak.
4.1.
Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd. Het beroep is reeds hierom gegrond. Verweerder zal in een nieuw besluit ook (opnieuw) moeten beoordelen en motiveren of eiser door de humanitaire omstandigheden in Jemen een reëel risico loopt op een behandeling of situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM als hij terugkeert. De rechtbank geeft gelet op het voorgaande nog geen oordeel over de vraag of verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser geen verhoogd risico loopt op ernstige schade door willekeurig geweld vanwege de door hem gestelde persoonlijke en individuele omstandigheden. Verweerder zal in het nieuw te nemen besluit de persoonlijke kenmerken en individuele omstandigheden die door eiser naar voren zijn gebracht moeten beoordelen in het licht van de veiligheidssituatie in het gebied waar de vreemdeling vandaan komt. [1] Daarbij is in ieder geval relevant dat hij minderjarig is en uit betwist gebied komt waar recent nog werd gevochten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dit in strijd is met de motiveringsplicht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen en daarbij rekening moeten houden met deze uitspraak.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzitter, en mr. D. Biever en mr. C.E.S. Clerx, leden, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927, r.o. 6.4.