In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe in nareiszaken. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om het beroep aan te houden tot het moment dat verweerder de zaken gaat behandelen, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen wegneemt. Eiseres heeft haar aanvraag op 4 maart 2024 ingediend, en verweerder had uiterlijk binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is met drie maanden verlengd, maar eiseres heeft verweerder op 12 september 2024 in gebreke gesteld, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is verklaard.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval is besloten dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens wordt verweerder een dwangsom van € 100,- opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet worden vergoed.