In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe voor nareiszaken en heeft verzocht om aanhouding van beroepen tegen niet tijdig beslissen. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat dit de prikkel voor verweerder om tijdig te beslissen zou wegnemen.
Eiser heeft op 11 oktober 2023 zijn aanvraag ingediend, waarvoor verweerder binnen 90 dagen moest beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar eiser heeft verweerder op 22 augustus 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, maar kan in bijzondere gevallen een andere termijn opleggen. In dit geval bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen de gestelde termijn een besluit op de aanvraag bekend te maken. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 21 november 2024.