ECLI:NL:RBDHA:2024:19845

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
NL24.40816
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser niet ontvankelijk verklaard na vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 november 2024, met zaaknummer NL24.40816, wordt het beroep van eiser tegen de buiten behandelingstelling van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 3 september 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 11 oktober 2024 te horen dat zijn aanvraag buiten behandeling was gesteld. Dit gebeurde omdat eiser na zijn invrijheidstelling op 10 september 2024 met onbekende bestemming was vertrokken. Eiser heeft op 18 oktober 2024 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op 14 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aangaf dat de zaak op de stukken kon worden afgedaan.

De rechtbank oordeelt dat eiser, die de Pakistaanse nationaliteit heeft, geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep. Dit is gebaseerd op het feit dat eiser sinds zijn vrijlating uit detentie niet meer contact heeft opgenomen met zijn gemachtigde. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat eiser nog contact heeft met zijn gemachtigde over de procedure. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen connexiteit is met het beroep. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40816 (beroep) en NL24.40817 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. H.M. Pot),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Sarmastzada).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandelingstelling van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 3 september 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 oktober 2024 deze aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.
1.1.
Eiser heeft op 18 oktober 2024 beroep ingesteld en de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 op zitting behandeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De gemachtigde van eiser heeft voorafgaand aan de zitting laten weten dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2004. Eiser heeft op 3 september 2024 een asielaanvraag ingediend.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de asielaanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken na zijn invrijheidstelling na strafrechtelijke detentie op 10 september 2024. Verweerder heeft in het voornemen van 24 september 2024 eiser de gelegenheid gegeven om binnen twee weken opnieuw contact op te nemen. Daarbij heeft verweerder ook aangegeven dat eisers asielaanvraag buiten behandeling wordt gesteld als dat niet gebeurt. Bij besluit van 11 oktober 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.
Wat vindt eiser?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en verwijst naar het proces-verbaal van bevindingen van 3 september 2024. Eiser is vastgezet omdat hij een vals paspoort bij zich had. Dit gebeurt bij andere asielzoekers met een vals paspoort doorgaans niet. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt eveneens dat het verhoor niet bepaald vriendelijk is verlopen. Daardoor is eiser kopschuw geworden. Ook is eiser het niet eens met het opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod. Eiser heeft geen tijd gehad om de zaak met zijn gemachtigde te bespreken om een zienswijze in te kunnen dienen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
5. Volgens de uitspraak [1] van de hoogste bestuursrechter [2] van 1 juli 2024 heeft een vreemdeling belang bij zijn beroep of hoger beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde van na de MOB-melding [3] blijkt dat er nog contact wordt onderhouden met de vreemdeling over de procedure.
5.1.
Verweerder heeft op 5 november 2024 de rechtbank verzocht om te onderzoeken of eiser nog procesbelang heeft, omdat eiser zich niet meer heeft gemeld sinds zijn vrijlating uit strafrechtelijke detentie. De rechtbank heeft hierop de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of zij nog contact heeft met haar cliënt. De gemachtigde heeft aangegeven dat zij eenmaal, ver weg, nog contact heeft gehad met eiser. Uit dit bericht, waaruit blijkt dat er eenmaal contact is geweest en dat dit contact kennelijk een tijd geleden was, kan de rechtbank niet afleiden dat eiser na de MOB-melding nog contact heeft met zijn gemachtigde over de procedure. Verder heeft verweerder ter zitting aangegeven dat niet gebleken is dat eiser zich inmiddels weer gemeld heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser gelet op het bovenstaande geen belang meer bij de behandeling van zijn beroep.
5.2.
Ten overvloede oordeelt de rechtbank dat uit deze gang van zaken tevens blijkt dat het besluit voldoet aan de voorwaarden van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, Vw. [4]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen vanwege een gebrek aan connexiteit.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2024:2662, zie met name rechtsoverweging 2.7.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.De melding dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
4.Vreemdelingenwet 2000.