In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 30 augustus 2024 beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een kennisgeving van 20 maart 2024, waarin zijn geboortedatum was gewijzigd. De minister verklaarde dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk, met het argument dat de kennisgeving geen besluit is waartegen bezwaar mogelijk is. De rechtbank heeft de zaak op 26 november 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de kennisgeving van de leeftijdswijziging wel degelijk aan te merken is als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat eiser recht heeft op bezwaar tegen deze wijziging, omdat deze wijziging gevolgen heeft voor zijn juridische status en daarmee ook voor zijn rechten op onderwijs, begeleiding en zorgverzekering. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit ten onrechte is genomen uit naam van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, terwijl de bevoegdheid sinds 2 juli 2024 bij de minister ligt. Dit gebrek kan echter worden gepasseerd, omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen, omdat hij een beroepschrift heeft ingediend en ter zitting is verschenen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.