In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2024 uitspraak gedaan over de erkenning van een Cubaanse geboorteakte en de vaststelling van de familierechtelijke betrekking tussen verzoeker en de overleden man. Verzoeker, wonende in Cuba, heeft een verzoek ingediend om het ouderschap van de man vast te stellen, alsook om te verklaren dat de Cubaanse geboorteakte, waarin de man als vader is vermeld, in Nederland erkend kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtbank Oost-Brabant zich eerder onbevoegd had verklaard en de zaak had verwezen naar de Rechtbank Den Haag.
De rechtbank heeft de relevante stukken en de Cubaanse geboorteakte bestudeerd. De geboorteakte, die op 5 februari 2004 is ingeschreven, vermeldt de man als vader en de moeder als moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inschrijving in overeenstemming is met het Cubaanse recht, waarbij de gezamenlijke verklaring van de ouders leidend is. De rechtbank heeft ook beoordeeld of de erkenning van de familierechtelijke betrekking in strijd is met de Nederlandse openbare orde, maar heeft geen belemmeringen gevonden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de in de Cubaanse geboorteakte vastgelegde familierechtelijke betrekking tussen verzoeker en de man in Nederland moet worden erkend. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker toegewezen en verklaard dat de man de juridische ouder van verzoeker is. Het verzoek om het ouderschap van de man vast te stellen is afgewezen, aangezien de familierechtelijke betrekking reeds erkend is.