In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2024 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2020. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de oma van de minderjarige te benoemen tot voogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen, wat leidt tot ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van het kind. De minderjarige woont al haar hele leven bij de opa en oma, en de rechtbank oordeelt dat beëindiging van het gezag noodzakelijk is om de stabiliteit en continuïteit in de opvoeding te waarborgen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangen van het kind voorop staan, zoals vereist door het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De rechtbank heeft de voogdij gezamenlijk aan de opa en oma toegewezen, omdat zij in staat zijn om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen en de belangen van zowel hun kleinkind als hun dochter voorop te stellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de griffier is verzocht om een aantekening te maken in het centraal gezagsregister.